NIEUWS OVER OUDE LANDBRUGGEN

tijd velen een drijven van de vastelandsschollen aan, die hen in een afwisselende verbinding met elkaar hebben doen komen. Anderen houden daarentegen gestadig uit de diepte oprijzende en weer daarin weg zinkende landbruggen voor waarschijnlijker.

Deze laatste opvatting wordt in het bijzonder ook door twee bekende Amerikaansche geologen vertegenwoordigd, die zich sinds lang met de toestanden der vroegere perioden bezig houden en die ook onlangs nog weer zeer opmerkelijke en waardevolle studiën omtrent deze vragen hebben gepubliceerd. (Ch. Schuchert over „Goudwanalandbrücken", B. Willis over „Isthmische Verbindungen"). De in deze werken ontwikkelde beschouwingen schijnen zeer geschikt, vele moeilijkheden uit den weg te ruimen, die zich ongetwijfeld voordeden bij de oude reconstructie der feiten volgens Frech, Lapparent, Koken, e.a. — waarbij ook ik mij in hoofdzaak aangesloten heb — zoo bijvoorbeeld de vraag, waar het door de verdere uitbreiding der oude vaste landen verdrongen en ingedamde water uit de oceaan een plaats gevonden zou hebben. Wèl kan men aannemen, dat niet in alle tijden in de geschiedenis der aarde de zichtbare watervoorraad aan de oppervlakte even groot geweest is, dat niet in alle tijden het verbruik voor de vorming van groote ijsmassa's en voor de onder- en bovenaardsche stroomen in de verder zich afkoelende aardkorst en de toename tengevolge van de voortschrijdende ontgassing der diep liggende massa's bij vulkanische erupties tegen elkaar opgewogen hebben. In tijden van sterke vulkanische werking, zooals in het Tertiair en nog vroeger in de Permische periode, moesten de hoeveelheden water aan de oppervlakte toenemen en daardoor kwam het tot verkleining der vaste landen. In rustige tijden zonder sterke en veelvuldige vulkanische uitbarstingen kon de watervoorraad evenwel iets terugloopen en daardoor een uitbreiding van het land in de hand werken. Doch een uitleg van de oude landbruggen volgens Sinne von Schuchert en Willis, die daaraan den vorm van landengten, als de Middel-Amerikaansche landbrug, toeschrijven, maakt het aannemen van groote schommelingen in den watervoorraad overbodig, wanneer zij