VAN HET FASCISME

lijnrecht staat tegenover de leer, die den grondslag vormt van het zoogenaamd wetenschappelijk en Marxistisch Socialisme: het historisch materialisme, volgens hetwelk de geschiedenis der menschelijke beschaving eenvoudig te verklaren is uit de botsing der belangen van de verschillende maatschappelijke klassen en uit de verandering en de ontwikkeling der productiemiddelen en -werktuigen. Dat de veranderingen op economisch gebied - nieuwe ontdekkingen van ruwe materialen, nieuwe methoden om deze te bewerken en de uitvindingen op wetenschappelijk gebied - hun beteekenis hebben, niemand die het kan ontkennen; maar dat deze factoren toereikend zijn om, met uitsluiting van alle andere, de geschiedenis der menschheid te verklaren, is een ongerijmdheid, een bedrieglijke voorstelling. Het Fascisme gelooft, nu en altijd, in heiligheid en heroïsme, d.w.z. in daden, door geen economische motieven beïnvloed, direct noch indirect. En wordt de economische conceptie van de geschiedenis ontkend, volgens welke theorie de menschen niets anders zijn dan ledepoppen, heen en weer geslingerd door de golven van het lot, terwijl zij op de werkelijke richting-gevende krachten geenerlei invloed kunnen uitoefenen, dan volgt daaruit, dat het bestaan van een onveranderlijken en onveranderden klassenstrijd - de natuurlijke spruit van de economische conceptie der geschiedenis - ook wordt geloochend. En bovenal ontkent het Fascisme, dat de klassenstrijd de overwegende kracht kan zijn bij de transformatie van de maatschappij. Zijn deze beide fundamenteele begrippen van het Socialisme aldus weerlegd, dan is er niets anders over dan het sentimenteele streven - zoo oud als de menschheid zelve - naar een sociale opvatting, die er op gericht is de zorgen en het lijden van de laagste klassen te verlichten. Maar hier verwerpt het Fascisme wederom de voorstelling van „economisch" geluk, door het Socialisme te verwezenlijken, als het ware daarin bestaande, dat op een gegeven moment in den loop van de economische evolutie aan iedereen het maximum van welzijn wordt verzekerd. Het Fascisme ontkent de materialistische opvatting van geluk als een mogelijkheid en laat die voor rekening van haar geestelijke vaders, de economisten van de eerste helft der negentiende eeuw,