NATUURKUNDE EN DE GEESTESGESTELDHEID

drongen, zoowel direct als door verschillende tusschenpersonen, tot het spreekgestoelte, de nieuwsbladen en de marktplaats. Overal wordt het met nadruk verdedigd, een bewijsvoering is echter ver te zoeken. Zoo kunnen wij bijvoorbeeld een klein, ernstig boek aanhalen, onlangs geschreven door een geleerde met het doel den eenvoudigen man de strekking van de moderne wetenschap en wijsbegeerte te doen kennen. „Het werk van Dirac," schrijft hij, „onderstelt een eenigszins transcendentale natuur van de stof, terwijl dat van Heisenberg bijzonder belangrijk is, omdat het aan het denkbeeld van een voorbeschikking den bodem heeft ingeslagen, dat van waarschijnlijkheid daarvoor in de plaats heeft gezet, en aangetoond heeft dat er zelfs een physische grondslag is voor het geloof aan een vrijen wil." Als we naar een bewijs voor deze merkwaardige bewering omzien, vinden we slechts het volgende. „De wiskundigen behooren tot de meest betrouwbare intellectueele gidsen. Natuurkunde is in den grond een wiskundig onderwerp en weliswaar zal de experimenteele natuurkundige ons vergezellen over een deel van het gebied, dat we hebben te doorschrijden, maar nu en dan zullen we op den wiskundige alleen moeten steunen." Als een geleerde (die, het moge gezegd worden, erkent dat hij zelf niet in staat is de wiskundige bewijsvoeringen te volgen) in zulke bewoordingen kan schrijven, mogen wij ons wel afvragen of de twintigste eeuw op intellectueel gebied wel in wat anders van de zestiende eeuw verschilt dan m de verwisseling van den wiskundige met den middeleeuwschen wijsgeer.

Men zal direct het protest doen hooren: Wat kunnen wij anders doen? De theoretische natuurkunde is zonder kwestie niet in populaire termen weer te geven, en moet iemand nu de grootste intellectueele gebeurtenissen, die in de geschiedenis voorkomen, voor zich houden als een geheimzinnig bezit, omdat deze niet volledig beschreven kunnen worden zonder wiskunde? Het antwoord is, dat de fout niet ligt in de onvolledigheid van de voorstelling (deze zal steeds moeten blijven) maar in haar aard.Uitkomsten worden voorgesteld als wiskundig bewezen, welke niet alleen niet wiskundig bewezen zijn, maar ook uit hun aard niet vatbaar zijn voor