DE BOUW VAN HET HEELAL

wisselend met een inkrimping) van de ruimte zelf te eischen. De bewegingen van de nevels zouden dan wellicht wijzen op iets veel meer fundamenteels, een uniforme uitzetting van de ruimte waarin zij zich bevinden.

De relativiteitstheorie verbindt de zwaartekracht met een kromming van het ruimte-tijd-continuum. Dit continuüm is volgens de theorie gekromd in de nabijheid van stoffelijke massa, wat zich uit in de gekromde banen van planeten en projectielen. Een tijd lang scheen het haast niet mogelijk, dat de kromming van het ruimte-tij d-continuum geheel van dezen aard kon zijn, want er zou uit volgen dat de ruimte niet in rust zou kunnen zijn, maar öf zich uitzetten öf inkrimpen moest. Om aan dit schijnbaar absurde resultaat te ontkomen stelde Einstein zich voor, dat het continuüm bovendien een eigen kromming zou hebben, onafhankelijk van de aanwezigheid der stoffelijke massa's, en dus onafscheidelijk aan de ruimte verbonden. Dit werd aangegeven door een grootheid, de „kosmische constante", welke ondersteld werd overal een zelfde waarde te hebben, en waardoor het totale volume van de ruimte onveranderlijk werd vastgelegd.

Men kan het bestaan van zulk een constante niet uit metingen afleiden, want de kromming die er uit volgt is daarvoor veel te klein. De constante werd alleen aangenomen, omdat Einstein meende dat de ruimte in rust moest zijn. Er is echter aan den anderen kant ook geen reden, waarom zij niet zou bestaan. Einstein en de Sitter hebben later gevonden, dat zij een groote reeks van waarden kan hebben, ook de waarde nul, zonder dat men in strijd komt met waargenomen feiten.

Wij kunnen het ruimte-tij d-continuum vergelijken met een rivier, waarbij de ruimte een dwarsprofiel is, en de tijd de richting van den stroom. Er ontbreken dan wel is waar twee dimensies, want het dwarsprofiel zou drie dimensies moeten hebben in plaats van een1), maar daar ze alle drie volkomen gelijk aan elkaar zijn, zal het ontbreken van twee niet veel hinderen.

i) De schrijver heeft blijkbaar alleen het wateroppervlak op het oog. (Vert.)