DE PLAATS VAN DEN GENEESHEER

heden ten dage aan vaste kenmerken leeren onderscheiden, die elk een scherp omschreven karakter hebben, bij onze overgrootvaders, zij 't dan ook in wat vager vormen, bekend waren? Maakt u daaromtrent geen illusies. Vóór de 18e eeuw wist men zich geen duidelijk beeld te maken van longontsteking, van borstvliesontsteking, van typhus, hersenvliesontsteking, diphtheritis, tuberculose, appendicitis, de verschillende vormen van nierontsteking of van hartziekten. Men kende ze eenvoudig niet, ook niet onder andere benamingen. De toenmalige definities der ziekten door de geneeskundigen herinnert aan de befaamd geworden definitie van de kreeft in de „Dictionnaire de 1'Académie" uit dienzelfden tijd, die dit schaaldier omschreef als „een kleine roode visch die' achteruit zwemt". De omschrijving der ziekten was niet van beter gehalte. De geneeskundigen uit dien tijd konden zich geen duidelijk beeld van de ziekten maken, want ze hadden geen notie van de veranderingen door die ziekten in de organen veroorzaakt. Wel werden er van tijd tot tijd lijkopeningen gedaan, maar dit geschiedde zonder systeem en zonder wetenschappelijk richtsnoer. Ze zagen het essentieele niet, door te veel op onbeduidende détails te letten. Ze maakten geen gebruik van hulpmiddelen bij het geneeskundig onderzoek. Ze percuteerden niet, ze ausculteerden niet, ze voelden wel den pols, maar telden de slagen niet, er werd geen temperatuur opgenomen, de hoeveelheid der urine werd niet bepaald, deze werd chemisch niet onderzocht, van microscopisch onderzoek was geen sprake en dat in een tijd dat weegschaal, microscoop, thermometer en zakuurwerk al lang uitgevonden waren.

Ze beschikten over eenige geneesmiddelen, die het hoesten kalmeerden, slaap verwekten of op de ingewanden werkten. Maar als ge kina en kwik uitsluit: middelen (trouwens onoordeelkundig toegediend), waarmede malaria en syphilis genezen werden, dan stonden de geneeskundigen geheel ongewapend tegenover de vele ziekten, waarmede we nu wel weg weten; van „voorkoming" van ziekten was nog geen sprake. Een uitzondering was Jenner, die in 1798 zijn werk uitgaf over de vaccinatie tegen pokken en door zijn geniale vondst den stoot gaf aan de voorbehoedende of prophylactische geneeskunde.