— Een diplomaat... — Of een kruidenier?... —■ De echtgenoot van een lieve vrouw misschien !... — Nee, een grappenmaker die zich doodelijk verveelt. 0

Men vindt talrijke carnavalsprenten zoowel onder Gavarni's mooie fluweelige lithografieën als onder de houtgravures die naar zijn krabbels werden gemaakt. Om en bij 1832 was het carnaval in Parijs geweldig in trek. Vermommingen, gecostumeerde en gemaskerde bals, vreemde grillige

bijeenkomsten waar ieder zich fantastisch toetakelde, waren hevig in de mode, bij de aristocratie, bij de burgerij, bij het volk der armoedige buurten. De groote

criticus Sainte

Beuve, schrijvende over Gavarni, vertelt dat op het bal der Variétés voor het eerst het type verscheen van den „Débardeur" dat geweldig in trek ging komen. Débardeur beteekent eigenlijk bootwerkers; de bootwerker die op de gemaskerde bals verscheen, droeg een satijnen hemd onder een fluweelen buis, een gekleurde sjerp om het middel. Iedereen die maar „chic" wou zijn, nam dit costuum aan. Deze debardeurs waren furieuse dansers, één er van, M. de la Batut, maakte zich beroemd door zich op een feest letterlijk dood te dansen. 0 Gavarni was de uitvinder van dit costuum, en er was in deze fantasie, waarmee hij dit en andere typen ontwierp, iets van de 18de eeuwsche luchtige vroolijkheid van een Watteau, een Fragonard. Zijn costuums, of hij Spanjaarden, Turken, Duitschers of Egyptenaren ontwierp, hadden altijd iets heel fantastisch, en heel eigens. Rijkaards die de Parijsche wereld wilden overbluffen, voerden zijn denkbeelden uit. Lord Henry Seymour, een van de „lions" van dien tijd, gaf de dolste en onwaarschijnlijkste gecostumeerde feesten, Alexandre Levèque, een bankier, organiseerde andere, even excentriek. Deze laatste behield in die wereld den bijnaam Chicard, eveneens naar een type dat Gavarni ontwierp. Het costuum van den Chicard bestond uit een soort van fantastische lompen met groote, onregelmatig geplaatste knoopen, hij had een gedeukten, verkleurden hoogen hoed op het hoofd, versierd met bossen voddige veeren, hooge laarzen; hij had een ragebol en gescheurde doeken in plaats van een das, een afgezakte broek. Gavarni zelf sprak van zijn „Carnavalsziekte". Hij liep alle bals af, moest alles zien. En hij had daar werk genoeg mee. Men danste in restaurants, bij een confïseur, in de Opera, de Variétés, de Vendanges de Bourgogne enz. De bals „Chicard" waren overigens zeer select. Er was in de drie jaar dat ze duurden, nooit een scène, nooit een twist. Chicard, d. w. z. de bankier Levèque was altijd

bij de controle om op te letten wie binnen kwam, vond hij iemand niet geschikt dan werd deze afgewezen, er hielp niets aan. Chicard, zegt Gavarni, was een heel domme man, die altijd, altijd maar praatte. Hij droeg een leeren broek, rijlaarzen, een geborduurd vest, een soort helm met een pluim. gj Een derde type was Pierrot, het costuum werd veel door vrouwen gedragen, maar de beide sexen droegen het debardeur-pak en dat van Pierrot afwisselend. Gavarni was niet alleen de uitvinder van al die costuums, men had ook den Badiguet, den Balochard enz. — hij maakte van dit alles prenten en schreef er zijn pittige onderschriften onder. g) Men kan zien hoe het op de bals toeging door de opmerking van een débardeur tot zijn vrouw: „Paardjerijden op den nek van een man die je niet kent, vind je dat grappig?" @ Maar Gavarni was niet als Lord Seymour of Levèque, de man die geheel opging in die dwaasheden, en wiens rol uitgespeeld was toen zij begonnen uit den tijd te geraken. Ze namen een deel van zijn loopbaan zijn belangstelling in beslag, zij werden in zijn werk vereeuwigd, maar ander werk wachtte hem. En behalve die fantasterijen van costuum, die zijn wonderlijken smaak zoo aantrokken, vond hij op die wilde excentrieke feesten stof voor zijn spiritueele commentaren op de amoureuse comedie der Parijzenaars en Parisiennes die hij zoo scherp waarnam en zoo goed kende. 0

107