DE POSTOMAAT

vuldiger. Dit stemt met de berekeningen van Schuckert goed overeen en verklaart den versnelden gang van den „zandstroom" der verwoesting en nieuwe vorming van gesteenten.

Deze onderzoekingen dienen nog nader onderzocht te worden; een theoretische behandeling kan er mogelijk aan ten grondslag gelegd worden. Dit is thans evenwel een probleem, dat aan de toekomst moet worden overgelaten. Het schijnt ook, dat aan deze „wet der versnelling" een meer algemeene beteekenis gehecht moet worden; men kan deze bijvoorbeeld ook in de ontwikkeling van de organische wereld waarnemen.

Gs.

De Postomaat.

De thans in gebruik zijnde methode brieven en briefkaarten te frankeeren dateert nog uit den allereersten tijd van het postwezen. Men koopt postzegels, bevochtigt die, plakt ze op den brief en brengt dezen naar de brievenbus. De brief wordt door de post afgehaald, naar het postkantoor gebracht, daar gestempeld, van jaar, dag, uur en kantoor voorzien, en eerst dan naar de plaats van bestemming verzonden.

Het koopen van postzegels aan het loket van een postkantoor heeft men vergemakkelijkt door het aanbrengen van den postzegelautomaat, waarvan evenwel betrekkelijk schaars gebruik gemaakt wordt. De vereenvoudiging is dan ook niet groot.

Thans is de postomaat uitgevonden, een combinatie van een brievenbus en een frankeerautomaat. Iedere frankeering van o tot 40 pfenning kan met opklimming van een pfennig daarmee bewerkt worden. Ook expresse-brieven en aangeteekende brieven kunnen ermee verzonden worden.

De inrichting ervan is aldus. De brief wordt in een gleuf gebracht, evenals bij een gewone brievenbus en tevens werpt men door een bepaalde, op de bus aangegeven opening zooveel munten als het porto bedraagt. Vervolgens drukt men op een knop en de postomaat trekt den brief naar binnen, frankeert dien, stempelt dien en brengt den datum er op aan, zoodat de post de brieven, aldus afgestempeld, slechts behoeft af te halen en te verzenden.

Een moeilijk probleem was hierbij het automatisch verstellen van den tijdstempel, waarbij niet slechts op het juiste oogenblik de uren, dagen, maanden en jaren verwisseld moeten worden, maar ook rekening gehouden moet worden met den ongelijken duur van de lengte der maand (28, 30 of 31 dagen en 29 dagen voor Februari