DE OUDERDOM EN DE ONTWIKKELING VAN DEN MENSCH

een groote vooruitgang in zoo'n korte periode. De schedel heeft nog uitstekende wenkbrauwbogen, maar deze mensch kon zeker spreken; en, wat meer is, anders dan welke aap ook vroeger of later, maakte hij gebruik van vuur en kon hij steenen of beenen gereedschappen van goeden vorm maken, en had hij, zooals iemand onderstellenderwijs heeft gezegd, al een mes en vork om het zich gemakkelijk te maken. Prof. Davidson Black leidt uit fossiele resten van een baviaan in China af, dat er reden is om den sinanthropus tot den baviaan terug te voeren. Maar wat een hiaat is er tusschen dezen leelijken,en voornamelijk Afrikaanschen aap en welk mensch ook!

4. Eoanthropus, de „dageraadsmensch", uit Piltdown in Sussex, wordt ook geplaatst in het vroeg Pleistoceen en kan dus niet veel later zijn dan de typen sub 2 en sub 3; toch heeft de zeer dikke hersenkas een inhoud, die 400 cM3 meer bedroeg dan die van type 3. Hoe hard groeiden 's menschen hersenen, toen het eenmaal begon! De schedel is nog laag en ineengedrongen en de kaak als die van een aap, maar er is een goed, glad voorhoofd zonder uitstekende wenkbrauwbogen en er zijn modern-uitziende, diepte holten, waar de onderkaak in passen moet. Dit is ook „een mensch"; „ja", zegt Dr. Marett, „en een Engelschman".

5. Homo Rhodiensis, uit Broken Hill in Zuid-Afrika, zal veel later zijn, ofschoon waarschijnlijk een heel stuk vroeger dan de Neanderthaler mensch, die 50.000 tot 30.000 jaren geleden leefde.Hier zijn de hersenen als die uit den oertijd, maar de ledematen zijn dooreengenomen zooals zij tegenwoordig zijn. Het gelaat was breed en het hersenvolume grooter dan dat van sommige nog levende Australische vrouwen, dat ongeveer gelijk is aan dat van den dikwijls aangehaalden Gibraltar(Neanderthal) schedel, die 1.200 cM3 meet.

6. Homo Heidelbergensis kan pre-Neanderthal geweest zijn, daar zijn bewerkte vuursteenen zeer primitief zijn; of hij kan ons een van de eerste overblijfselen van den Neanderthal-(Düsseldorf)mensch geven. Zijn tanden lijken niet op die vaneen aap, maar zijn kin wèl en het kauwen was zeer krachtig. Hij kon spreken, maar misschien niet erg goed. De welving van den schedel is nog laag en de wenkbrauwbogen steken nog erg uit; hij behoort dus beslist nog tot een soort apen en hij is niet de voorvader van den tegenwoordigen mensch, die geheel