BEVINDEN WE ONS IN EEN DONKEREN NEVEL?

sterkte afnemen tot minder dan een procent van wat wij op den middag ontvangen.

De Koolzak, welke minder licht absorbeert dan de zuiverste lucht en vele parsecs dik is, moet eenige duizend millioen maal doorzichtiger of wel in overeenkomstige verhouding dunner zijn dan de lucht, die wij inademen. Het geheele zonnestelsel zou in zulk een wolk gehuld kunnen zijn, zonder het licht van de verst verwijderde planeet te verzwakken met een bedrag, dat onze nauwkeurigste fotometers zouden kunnen aantoonen.

Het licht van de sterren, dat door zulk een ons omhullende wolk tot ons zou doordringen, zou merkbaar verzwakt zijn, maar als we ons midden in een bol van een gelijkmatigen dunnen nevel bevonden, zouden alle sterren aan den hemel een gelijken invloed ondervinden en het zou moeilijk zijn, dezen vast te stellen. Indien we echter nabij den rand van deze wolk waren, zoodat deze aan de eene zijde van den hemel veel dikker zou zijn dan aan de andere, zouden we aan den eenen kant meer sterren zien dan aan den tegenovergestelden.We zouden ons er dan echter van moeten verzekeren, dat er niet in werkelijkheid meer sterren zijn, wat niet gemakkelijk zou zijn.

We gaan nog iets verder. Stel dat we ons bevonden in een wolk van zeer geringe dichtheid, die zich uitstrekte tot voorbij alle naburige sterren. Zouden we haar dan kunnen bemerken, zelfs als ze aan den eenen kant dikker was dan aan den anderen? Een interessante verhandeling van De Corlin te Lund in Zweden beproeft daar een antwoord op te geven.

De parallaxen en afstanden van duizenden sterren zijn waargenomen door directe trigonometrische methoden, welke gewone meetkundige methoden ten grondslag hebben en ook door spectroskopische waarnemingen, door uit de sterkte van zekere lijnen in het spectrum af te leiden hoe groot de lichtsterkte van een ster werkelijk is, dan de helderheid van deze ster waar te nemen en daaruit haar afstand te berekenen. Een dunne nevel in de interstellaire ruimte zal op de eerste methode in het geheel geen invloed hebben, zoolang we maar de ster kunnen zien. Maar zij zal de uitkomsten van de tweede bederven, want de berekeningen zijn gemaakt in de onder-