BEVINDEN WE ONS IN EEN DONKEREN NEVEL?

donkere nevels een even groot verschil reeds optreedt voor iets als een duizendste van dezen afstand. Deze dunne nevel kan zich ook niet veel verder uitstrekken dan tot op de afstanden van de door hem onderzochte sterren (welke om gegronde redenen alle tot de meer nabij zijnde behooren), want in die streken, waar hij een grootere neveldichtheid vindt, nemen we de prachtige sterrenwolken van den Zuidelijken hemel waar, terwijl de daar tegenover liggende kant van den Melkweg veel minder schitterend is. Maar in deze kwestie is niets onmogelijk of zelfs onwaarschijnlijk.

Als we ons werkelijk in een nevelachtig deel van de ruimte bevinden, zouden sommige astronomische problemen, die schijnbaar hiermede geen verband hebben, een oplossing vinden, in het bijzonder het oude en moeilijke vraagpunt: waar ontstaan de kometen?

Zoowel de kometen als de planeten behooren tot ons zonnestelsel, zij nemen deel aan de bewegingen van de zon tusschen de sterren. In alle andere opzichten verschillen ze echter zoo zeer van elkaar, dat er alle reden is om ze met wijlen Professor Chamberlin als „twee zonnefamilies" te beschouwen. Kometen zijn verzamelingen van deeltjes met een zeer geringe gemiddelde dichtheid. Zij bewegen zich niet, zooals de planeten, in bijna cirkelvormige banen, ook niet bij benadering in een zelfde vlak. In plaats daarvan doorloopen ze zeer langgerekte banen, welke zich in alle richtingen zonder onderscheid tot op groote afstanden van de zon uitstrekken. Bovendien zijn de planeten lang levende en onveranderlijke leden van ons zonnestelsel en de kometen blijkbaar niet; zij ondergaan vele veranderingen. Een komeet, die dicht bij een planeet voorbijgaat, kan door haar aantrekking een grootere snelheid verkrijgen en in de ruimte worden uitgezonden in een hyperbolische baan, zoodat ze nooit terugkomt.

Als de komeet aan dit lot ontkomt en zich in een langgerekte ellips met een periode van tientallen, honderdtallen of duizenden jaren beweegt, kan de attractie van de naburige sterren, hoewel te gering om haar terugkeer te beletten, toch bewerken, dat haar baan wordt gewijzigd, zoodat ze bij haar terugkomst te ver van de zon verwijderd is om waargenomen te worden. Als de komeet echter dicht genoeg bij de zon komt om onder