MENSCH EN BOSCH IN BRAZILIË.*

Het treffendste voorbeeld van de wijze, waarop mensch en bosch op elkander inwerken, geeft ons ongetwijfeld Brazilië. Dit land is het eenige land, dat zijn naam ontleent aan een boom; Brasil is een soort verfhout uit vroeger tijd, dat in het groot geëxploiteerd werd langs de Braziliaansche kust. De naam van dat kostbare hout werd overgedragen op het land, zooals Frankrijk Eikenbosch of Beukenbosch zou hebben kunnen heeten. Die benaming is een aanwijzing van de enorme belangrijkheid van het woud; nog is meer dan de helft van het land bedekt met een kleed van bosschen, dat een der uitgestrektste plantenreserves der wereld vormt en dat in oppervlakte de massale wouden der koude luchtstreken, Canada en Siberië, overtreft.

Brazilië dankt zijn belangrijkheid uit boschbouwkundig oogpunt aan het feit, dat het voor het grootste deel gelegen is tusschen de keerkringen; er is zelfs geen werelddeel, waarvan een grooter gedeelte onder den evenaar ligt.

Men vindt er drie hoofdtypen van boschlanden: Daar is ten eerste het equatoriale woud, dat aangetroffen wordt in de zone der regens en der gewoonlijk hooge temperaturen en vooral in het hooge stroomgebied der Amazone, speciaal in het gebied van haar zijrivier de Madeira1). Dat is het oerwoud, het matta virgem der Brazilianen, het rain forest, het moerassige woud der Engelsche geographen, het onmetelijke dichte plantenlichaam, waarin de beddingen der rivieren de eenige openingen vormen; de plantenovervloed vindt

* Ontleend aan de „Revue de Paris", van 15 Juli 1937.

1) De eerste, die deze machtige rivier exploreerde, Francisco Palheto, in 1723, werd getroffen door de hoeveelheid hout, die het water bedekte met drijvende vloeren van boomen en groen; vandaar de naam Madeira, Portugeesch woord voor hout.