DUITSCHE KORRESPONDENTIÈ.

Tot heden hebben wij het moeten aanzien, dat de Staat de theologische professoren benoemt aan onze Hoogescholen, zonder aan de Kerk daarbij dien invloed te verleenen, die haar wettig toekomt, en die dan ook aan de roomsche Kerk is geschonken.

Naar het schijnt zal het incident-Harnack toch een gunstig gevolg hebben. De evangelische Opper-Kerkeraad heeft zijn stem verheven, en dit schijnt niet onopmerkt te zullen blijven. Van een ontzetting van Prof. Harnack uit zijn ambt kan natuurlijk geen sprake zijn, doch men wil naast hem een „positief" hoogleeraar benoemen. Reeds worden enkele namen genoemd, die een goeden klank hebben, maar een paar hunner hebben voor de benoeming bedankt.

Doch, naar men bericht, houdt de minister van eeredienst zich bezig met de vraag, of het optreden van prof. Harnack niet de grenzen heeft overschreden van de gestelde leervrijheid. Wij spreken onze hoop uit, dat de minister moge komen tot de slotsom, dat men werkelijk de bedoelde perken is te buiten gegaan. Al staat een protestant in dezen niet tegenover elk leerstuk zijner kerk als een roomsch-katholiek, en legt hij het wetenschappelijk onderzoek niet aan banden, zoo is het toch duidelijk, dat de leervrijheid van een hoog-