DB HEIDENSCHE KERK EN PAULUS , HAAR APOSTEL.

des Heeren was met hen, en een groot getal geloofde, en bekeerde zich tot den Heere." Als onbesnedene Heidenen mogten deze bekeerlingen zich niet met de Israëlieten in hunne synagogen vermengen, noch aan Israëls tempeldienst deel nemen, zoo als de geloovige Joden en de Jodengenooten deden. Zij moesten derhalve in een Heidensch gebouw te zamen komen, en eene nieuwe gemeenschap stichten. En wat naam zal deze gemeenschap dragen, om haar van de Israëlitische te onderscheiden? Is er juister naam uit te denken dan de Christelijke? Wie denkt hier niet aan 't bericht bij Lukas: „De discipelen werden het eerst te Antiochië Christenen genoemd" (Hand. XI: 26).

Ziedaar het ontstaan der Heidenscn-Christelijke Kerk. Is zij, wat ik zeide, eene nieuwe geboorte uit den Heiligen Geest, dan moet zij, van 's menschen zijde, haar ontstaan aan eene nieuwe daad des geloofs te danken hebben gehad. En zoo is het. Aan deze daad des geloofs is gewis een bange strijd voorafgegaan. De prediking aan Cornelius toch is als een eenzaam feit weêr verdwenen. Geen Apostel heeft de waarheid, die in dit feit is begrepen, opgevat en aan de Israëlitische Kerk

't buitenland geboren, een Hebreër uit de Hebreërs was. Zijna ouders hadden hem Israëls taal en zeden onverbasterd overgeleverd! (KI. III: 5). De twaalf Apostelen waren Hebreeuwsche Joden, zonder hunne zondige vooroordeelen. — 't Was derhalve niet toevallig dat juist Griekschë Joden de stichters der Heidensche kerk waren. Er is geen toeval in Gods Koningrijk. De Griekschë beschaving had vele Joden en Heidenen reeds zeer nabij tot elkander gebracht, eer zij in Christus één met elkander werden (Efez. II: 15). Zij moest den Heidensehen akker voor de Heidensche kerk bereiden, als voor de plant die de Hemelsche Vader er in planten wilde. De Griekschë beschaving is ook op hare wijze voor den Heiden een tuchtmeester geweest tot Christus. In Hand. XI: 20 staat in 't oorspronkelijke niet Grieicschen, d. i. Grieksch-sprekende Joden, maar Grieken, d. i. Grieksch-sprekende Heidenen.