WILLEM DE ZWIJGER.

zij aan het hof van Breda volop gelegenheid had om te voldoen aan de begeerlijkheid des vleesches.

De maaltijden en feesten, waaraan de Prins gewoon was en waarmede hij veler hart gewonnen had, werden thans voortgezet met de bedoeling om allerwegen vrienden te verwerven, die hem steunen konden in zijne plannen voor de vrijheid in de Nederlanden.

Doch er waren weinige zedelijk hoog staande mannen onder den deels lichtzinnigen, deels hebzuchtigen en omkoopbaren adel; waarvan Oranje zelfs eens gezegd heeft: de golven der zee kunnen niet onbestendiger zijn dan deze menschen.

Al was de Prinses volgens den keurvorst van Saksen in hare jeugd in al het goede opgevoed, het leven te Breda deugde voor haar volstrekt niet. De eigenlijke oorzaak van het kwaad lag echter in hare stijfhoofdigheid en onstuimigheid van aard. Wij kunnen Oranje gerust gelooven, als hij aan den keurvorst verklaart, dat Anna zeer verkeerde gewoonten had, reeds voordat zij in de Nederlanden kwam, die zich reeds vertoonden op hunne huwelijksreis naar Breda en welke zij niet heeft veranderd.

De voorzichtige Hooft getuigt van haar dat zij was: „een wijf pootigh uit der mate en ongeregelt van leven, bijster weêrberstigh."

Juliana wist reeds dat alles van den beginne af en betreurde het, dat hare schoondochter zoo onverschillig bleef bij de prediking en het woord van God volstrekt niet op zich iiet werken. Zij zag met droefheid hoe Anna geheel opging in die feesten en maaltijden aan het hof met hunne vrije vormen en hoe het haar hoe langer hoe meer eene behoefte werd zich door wijn te laten opwinden.

De Prins vermaande zijne gemalin herhaaldelijk met ernst, beval haar goede boeken aan, verwijderde lichtzinnige menschen van zijnen tafel, het was te vergeefs

65