SLAPPE TUCHT IN DE 17<le EEUW.

7

volgens gevraagd zijnde naar de redenen, waarom hij in zoo langen tijd het Avondmaal niet had bediend, deed hij in 'tbreede een geheel verhaal van eenige bedenkingen, die hij had tegen die bediening. Waarin die bedenkingen bestonden, blijft al wederom, door de soberheid der Classicale Acta, een geheim voor ons, wat inderdaad jammer mag heeten. De Classis kon echter tegen de bezwaren van Ds. Cancrinus dit maal weinig inbrengen, wegens de kortheid des tijds. Op den bepaalden tijd toch moest de sessie gesloten worden, daar de Classicale wet bepaalde: „Gelijk de Vergaderinge des Zoomers te tien en des Winters te elv' uijren praecijs zal beginnen, zoo zal ze ook praecijs te Een uijr eijndigen, in voegen dat alles wat naar Een uijr beslooten wordt, voor nul en van geender weerden zal worden gehouden." J) De zaak moest dus nog eenmaal uitgesteld worden tot de volgende samenkomst, in de hoop, dat zij dan zou kunnen worden afgedaan, en aan Ds. Cancrinus werd „aengesevt dat hy sich daertegens sou bedenken." 2)

Waarover hij zich moest bedenken, blijkt uit de acta dier volgende vergadering. Cancrinus schijnt nog al vertrouwd te hebben, dat het niet al te slecht met hem af zou loopen, ten minste hij was weer ter vergadering verschenen. Ten overvloede had hij zich met de noodige mate van onderworpenheid gewapend en maar besloten, om niet te stijf vast te houden aan eenmaal opgevatte meeningen, maar liever zijne eigene gevoelens aan het oordeel der Kerk op te offeren. Men vroeg hem dan, of hij zich bedacht had, en of hij, ten gevolge daarvan,

1) Zie de Wetten der Eerw. Classis van Leeuwarden, gereviaeen, vermeerdert en gearresteert den 3 Septemh 1677 , te vinden m 't Archiei van de voormalige Classis Leeuwarden.

2) Acta Class. Leov. 21 Sept. 1685. art. 5.