DB DUITSCHE KEIZERSAGE.

41

rige kleeding als onze Heer verscheen. En terstond legde Heraklius de kroon en alle sieraden neder.

Wat nu die Heraklius door God gedwongen was te doen, dat zou de laatste keizer, die den Antichrist voorafging, vrij willig doen. Hij zou naar Jeruzalem gaan, en kroon en schepter op Golgotha of op den Olijfberg nederleggen.

Dat in die sage het verlangen der Christenen zich uitsprak, om het heilige graf aan de macht der ongeloovigen te ontrukken, behoef ik wel niet te zeggen.

Van het Oosten is die sage naar het Westen gegaan. Hoe meer het oost-romeinsche keizerrijk aan invloed en beteekenis verloor, en daarentegen het nieuwe westromeinsche of frankische keizerrijk toenam in macht, des te eerder lag het voor de hand, onder de frankische keizers dien laatsten keizer te zoeken, die in Jeruzalem zijne kroon zou nederleggen. En wie kon dit dan anders zijn, dan de beroemde Karei de Groote? Zoo ontstond er in het Westen eene Karei-sage, die zich naast de Frederik-sage lang heeft staande gehouden, maar toch eindelijk voor deze het veld heeft moeten ruimen.

Het spreekt toch van zelf dat, toen het keizerrijk van de Franken naar de Duitschers overging, de sage van den laatsten keizer de sage moest worden van den laatsten duitschen keizer. Wij hebben uit de dagen van Barbarossa een merkwaardig bewijs daarvan. Er kwam toen een drama uit, „vom römischen Kaiserthum deutscher Nation und vom Antichristen", waarin het een duitsche koning is die, na eerst den frankischen koning, daarna den byzantijnschen keizer te hebben overwonnen, naar Jeruzalem gaat, kroon en schepter in den tempel nederlegt, en aan God het Rijk overgeeft.

Hier is kennelijk de frankische keizer-sage eene duitsche keizer-sage geworden.