IK DEN JAJiE 1773.

141

eene ontsteltenis te weeg, dat spoedig de gewenschte rust terugkeerde.

Intusschen had de Ambachtsvrouwe Anna Arnoldina van Boetzelaer, Douairière van Pieter van Wassenaer, in leven Heere van Starrenburg, Vrouwe van Maasland en Maaslandsluis, vergiffenis weten te verkrijgen vau de Heeren Staten van Holland en West-Vriesland voor hare schuldige burgers en ingezetenen, die zoo menigvuldig in getale waren, dat Maassluis, „indien zij allen naar verdienste, in rechten vervolgd werden, ontvolkt zou worden en te gronde gaan."

Alleen deelden in deze amnestie niet, Kaat Persoons en andere aanvoerders der oproerige bewegingen, die voor geruimen tijd uit het land werden gebannen.

Wij eindigen met een woord van Dr. G. D. J. Schotel, uit zijn bijdrage „de Psalmen", in de Volksbladen ter herinnering aan de schoonste bladzijden uit onze geschiedenis.

„Wij betreuren den val van Datheens Psalmen, hoeveel herinneringen er ook aan verbonden zijn, niet; doch, dit betreuren wij, dat er nog heden gemeenten zijn, die nog bij voorkeur zijne Psalmen in hare openbare godsdienstoefeningen gebruiken, wellicht in den waan, dat zij, (gelijk men vroeger meende) door den Heiligen Geest berijmd en gecomponeerd zijn". En van een ander: „Wat in de daghen der kindsheid oirbaer was, is het niet in die der mannelijkheit. De Geest Christi regeert altijt de kerk, en geeft bedeelinge naer omstandigheden.''

Datheni berijming, schoon geconfirmeerd bij vele Synoden, is op bevel van Staat en kerk verworpen en te regt."

Oudewater 1886.

J. W. Margadant.