IN HUNNE ONVERBREKELIJKE EENHEID.

859

jeateit is geschonden, Zijn heilige wil niet gehoorzaamd; als schuldeischer staat Hij daar tegenover een onderdaan, wiens schuld met de eeuwen is toegenomen; nu komt (altijd volgens de genadige beschikking van den Eischer, en daarmêe bewijst Hij Zijne liefde); — nu komt een ander, betaalt de schuld en draagt de straf; de Almachtige is met deze satisfactie, die Hem geschonken wordt tevreden; deze ééne daad, dit werk van den Zoon is Hem voldoende; en hoewel nu essentieel alles hetzelfde is gebleven, zoo handelt Hij toch in zijne groote genade, alsof de schuldige zelf in het reine was gekomen; en rekent hem de verloren en verbeurde gerechtigheid toe, hoewel hij die, in werkelijkheid niet bezit.

Niet waar, lezer, deze is in korte trekken, de gangbare voorstelling; en hoewel zij zonder twijfel waarheid bevat, toch bevredigt zij ons niet. Nu weet ik wel, dat (hoezeer ik getracht heb objectief te zijn) zij, die haar huldigen er in dezen vorm misschien tegen op zouden komen; maar we zien het meer, dat eene meening wordt verloochend, zoodra zij van alle windselen ontdaan en tot haren eenvoudigsten vorm terug gebracht wordt. In deze beschouwing treedt de persoon van den Verlosser toch vrij wel achter zijn icerk in de schaduw; en wordt zijne omwandeling op aarde wel eene heerlijke manifestatie van hetgeen het kruis bewerkt, maar niet een wezentlijke strijd tusschen waarheid en leugen, licht en duisternis, hemel en hel; een strijd, die op den bodem zijner ziele gestreden en eerst aan het kruis voldongen Wordt.

„Hier (zegt Dr. Gunning, in het slotwoord van zijn «Leven van Jezus), hier is geen scheiding tusschen „per«soon en werk" van Jezus, gelijk het leerstelsel die «doorgaands maakt. Enkel door zonder zonde [dat is: «■waarachtig mensch] te zijn, brengt hij zijn wezen tot

5g*