948

BIBLIOGRAPHISCH ALBUM.

Vesper. Poëzie in den avond des levens door J. P. Hasebeoek. Amsterdam, Höveker en Zoon 1887.

Onder het opschrift „Een Aeolusharp" hebben wij de „Sneeuwklokjes" aangekondigd en gekenschetst, die in 1878 het licht zagen, en evenzeer door den Heer Hasebroek ons werden aangeboden.

Wij zouden naar die aankondiging verwijzen kunnen. De dichter werd sinds de verschijning van dien dichtbundel eenige jaren ouder, en op zijn leeftijd telt elk jaar voor twee — maar zijn talent is niet afgenomen, zijn zangdrift niet verflauwd.

Hij behield het open oog, het aandoenlijk hart voor hetgeen onzen tijd beweegt en beroert. Die groote wereld met al haar kommer en strijd, en met haar groote daden en mannen wordt door den Heer Hasebroek nog steeds met de grootste opmerkzaamheid gadegeslagen Hij leeft nog altijd met den tijd meê.

Doch niet minder leeft hij met geheel zijn hart in zijn Microcosmus, in zijn kring van vrienden en geestverwanten, aan wie zijn ziel gehecht is.

Zoo weerspiegelt zich op kalme maar warme wijs het leven onzer dagen in het gevoelig dicht van den Heer Hasebroek.

Soms dachten wij, dat over 't algemeen er meer stroeve regels voorkomen in dezen dichtbundel dan in vroegere van den Heer H. Ons trof bijv. op bl. 218 deze strofe.

Ik zie een heester staan, die in zijn bloemenkelken Een railden dauwdrop vangt, die uit den hemel daalt, Maar 'k zie, hoe hij er zelf niet meê als parel praalt, Maar hem vergiet om, waar de zon verzengend straalt,

Een kleiner bloem omlaag, te hoeden voor verwelken.