1048

EENE VRAAG EN EEN ANTWOORD.

scheiding, waarbij al de sluimerende bezwaren met groote kracht zich doen gevoelen, en wat eerst bij deze en gene alleen geleefd had, wordt nu gemeen goed en beweegkracht, willen wij hopen voor velen. Kon het nu niet zijn, dat God de Heer, met deze bittere vergadering; en haar treurig resultaat ons had willen leeren: onderzoekt of het oogenblik niet gekomen is, voor de schoolvraag eene andere baan te zoeken, en naar andere middelen ter oplossing om te zien?

Niet zonder aarzeling kom ik tot deze conclusie, immers zij zet hen, die baar deelen, eene zware taak op de hand. Eene zeer zware taak zelfs, want indien zij goed onder de vragen gezien wordt, omvat zij het onderwijs in al zijne vertakkingen. Daar is tot heden toe veelzijdig gearbeid op het gebied van lager onderwijs, maar van ééne zijde slechts op het gebied van middelbaar en hooger onderwijs, zou het niet zaak zijn om, waar geheel nieuwe grondslagen worden gelegd, ze zóó te leggen, dat de lijnen doorgetrokken konden worden voor middelbaar en hooger onderwijs te gader? Uit den aard der zaak durf ik hier slechts een en ander aanstippen, met het vriendelijk verzoek, voor al het afgekeurde iets beters in de plaats te stellen, opdat de goede zaak van het onderwijs onzes volks bevorderd worde.

Bij het lager onderwijs gelden deze twee factoren: de invloed van het huisgezin en van den onderwijzer. Het inwerken op het huisgezin is de taak van den Evangeliedienaar als zoodanig, waarom zouden zij, die zich het onderwijs des volks in een' christelijken geest aantrekken, niet al hunne gaven en krachten inspannen, om door middel van waarlijk christelijke normaalscholen onze staatsscholen te voorzien van christelijk personeel? De school toch wordt niet door de boeken en de leerstof maar vooral door den meester gemaakt. Bij middelbaar