KRONIEK.
Hij bestraft op ernstigen toon de weelde, den wellust, de omkooperij. En dan wijst bij op dit verschijnsel: „De bourgeoisie verrot ! dat is de overtuiging van het volk in bijna alle hedendaagsche staten. Wij weten wel, dat dit onwaar is; maar die meening zetelt zich in het brein van 't volk; zij is op weg een axioma te worden. De groote menigten spreken over den „bourgeois', gelijk vele „bourgeois" spreken over de joden: allen zijn 't woekeraars, allen dieven! Vooral voor het volk in de steden, is dit de beteekenis van onze staatkundige en financieele schandalen; Panama is het vonnis geweest der bourgeoisie, die door die éene veroordeeling in haar geheel werd getroffen. Het volk vonnist altijd en bloc. Daarom schiet er niet anders over, dan den bourgeois uit den weg te ruimen. Dat is radicaal, maar althans meer logisch dan zich te bepalen tot het verbannen van de joden."
Welnu, deze gezindheid bezielt ook ten onzent menig werkman, en menig vriend van den werkman. De gansch verkeerde, de onrechtmatige wijze, waarop de bezittende klasse vaak en lang misbruik heeft gemaakt van haar overmacht; het betrekkelijk weinige, dat nog gedaan werd voor de verbetering van het lot der arbeiders; de weelde aan de eene zijde — het gebrek aan de andere zijde: — dat alles heeft weerzin gekweekt en haat in menig gemoed.
En nu is het volk uit op meerder macht, ten einde langs dien weg zich recht te verschaffen. De stembus — zietdaar het geneesmiddel!
Dit nu is, naar onze meening, verkeerd. Dat is een „demokratische strooming', welke vergiftigd is. Terecht zegt de Heer Leroy-Beaulieu: „de geld-kwestie is vóór alle dingen een zedelijke kwestie, en tegen zedelijke kwalen baten alleen zedelijke middelen."
Wij willen gerechtigheid voor allen, maar doen niet