HET UXIE-VOORSTEL VERDEDIGD.

ik het in hoofdzaak niet eens ware. Indien ik zelfs verder durf gaan en het waag te vermoeden, dat het aantreffen obk van mijn naam onder het Rapport mede een factor Uwer bevreemding uitmaakte, dan is dit voor mij eene voldoende aansporing om U te verzoeken met Uwe bekende welwillendheid mij eenige oogenbhkken aan te hooren, wanneer ik trachten zal in 't licht te stellen, door welke motieven ik bij de onderteekemng werd geleid; waarom ik onder dit stuk mijn naam meende te mogen plaatsen, zonder mijn geweten te bezwaren of mijne overtuiging geweld aan te doen.

Vooraf zij 't mij evenwel vergund, een paar opmerkingen te maken.

1° Wanneer iemand dergelijk Rapport, het resultaat eener samenwerking van personen met ten deele zeer uiteenloopende gevoelens, zoowel op staatkundig, als op kerkelijk en paedagogisch gebied, onderteekent, dan mag daaruit nog niet worden afgeleid, dat hij woord voor woord, en uitdrukking voor uitdrukking, daarin voorkomende, als de meest juiste en gelukkigste beschouwt, — dat hij niets daarin mist, wat hij er gaarne in zou hebben opgenomen gezien; kortom, dat zijne individuëele formuleering van de kwestie, die er in verhandeld wordt, in geen enkel opzicht zou mogen afwijken van die, welke hij als lid eener commissie van Rapporteurs mede heeft helpen tot stand brengen.

2° Toen tot mij de uitnoodiging kwam, in de Oommissie, door het Bestnur der Unie benoemd , zitting te nemen, heb ik gemeend, aan die uitnoodiging gehoor te moeten geven. Ik heb gemeend, dat de aldus gevormde Commissie geene andere taak had, dan de Unie van advies te dienen en dat met het geven van dat advies hare taak volkomen was afgeloopen, en ik geloof nog, dat die meening juist is. Met zitting te nemen in die