EN DER ZENDING IN OEGANDA.

zonde te doen, hetgeen deze weigerde. Nu openden zicb eerst ten volle de sluizen van 's konings toorn. Met de christenen — zeide hij — is niets te beginnen. De zendelingen maken hen ongehoorzaam aan den vorst. Het is te begrijpen, dat van zulk eene stemming de vijanden der bekeerlingen gretig gebruik maakten en hen kwelden. Eene vervolging brak uit. Reeds op den eersten dag werden er 10 a 12 christenen op de gruwzaamste wijze verminkt en gedood. Toen het eerste bericht van het uitbreken der vervolging op het zendingserf werd vernomen, dreven de zendelingen aanstonds hunne kweekelingen uit huis en vermaanden hen, zich in de eerste dagen schuil te houden. Deze voorzorgsmaatregelen verhinderden echter niet, dat velen gevangen genomen werden, die een merkwaardig geloof en eene buitengewone kalmte aan den dag legden. Er was bijv. een ouderling, een ootmoedig, ernstig christen, wiens huis gedurende deze beproevingstijd een waar heiligdom was, waar de christenen dikwijls zich onderling stichtten en sterkten door gemeenschappelijk gebed. Ook tegen hem was een bevel tot inhechtenisneming uitgevaardigd. Toen hij dit vernam zond hij zijne vrouw en de christelijk gezinde onderhoorigen weg, maar bleef zelf in zijne woning, opdat de vijanden niet zeggen zouden: de christenen zijn oproerig en ongehoorzaam. Lang behoefde hij op zijne vervolgers niet te wachten. De gerechtsdienaren wierpen hem gebonden in de gevangenis. Daar werd hij niet moede zijne bewakers te vermanen ook te treden in den dienst des Heeren, ter wille van Wien hij bereid was in de gevangenis te blijven niet alleen maar ook te sterven.

Van moed, dien de christenen aan den dag legden, getuigt de daad van een knaap, die, hoewel het zendingserf streng bewaakt werd, 's nachts zich derwaarts begaf en aan Ashe vraagde: