IETS OVER WILHELMUS & BRAKEL.

gemoeds, zoetigheid des gevoels — en een alle vreugd roovende vrees en verlatenheid. Daar is, naar onze meening, iets bedenkelijks in, om het zwaartepunt van ons geestelijk leven alleen te stellen in iets zoo wankelends en weifelends als het gevoel is.

Zeer opmerkelijk achten wij het bij hem, dat hij wiens oog zoo op het innerlijke gericht was, zoo veel waarde hechtte aan de uitwendige genade-middelen, en in meer dan een opzicht staan bleef op een onvrij, wettisch standpunt. Niet alleen beval hij het vasten ten zeerste aan, maar 't is niet mogelijk den Zondag strenger te vieren dan hij. De rustdag begon, naar joodsche zede, voor hem des Zaterdag-avonds, met zonsondergang, en dan rustte in zijn woning alle arbeid tot Maandag-morgen. Geregeld zonderde hij zich driemalen 's daags af, om zijn verzoening en gemeenschap met God te vernieuwen, en voor eiken dag der week had hij een onderwerp om het te overpeinzen. Uit zijn geschriften spreekt niet zoo zeer een man, die zegt: ik ben verlost, als een hart dat beurtelings zwelgt in een stroom van zaligheid — of omdoolt in een woestijn, mat en dor, zonder water.

Doch genoeg reeds van den vader! Laat mij u nog deze bijzonderheid mededeelen, dat hij „eenen langen baard" droeg, en dat dit mannelijke sieraad, voor zoo ver ik weet, noch aan den zegen, dien hij verspreidde, noch aan de reuke zijner rechtzinnigheid afbreuk heeft gedaan. ')

Willem a Brakel werd te Leeuwaarden op den 10 Januari 1635 geboren. Van zijn eerste levensdagen zijn ons juist niet vele bijzonderheden bekend. Vroomheid, men

1) Men zie over hem: Rifschl, G-esch. des Pietismus. Th I. (1ste Ausg.) S 268 ff. In 1678 zag van zijn boek „De trappen des geestelijken levens" een duitsche vertaling het licht te Bern., geheeten „Die Staffel des geistlichen Lebens "