DRIEËRLEI GROOTHEID.

de tegenstanders beurtelings voor belachelijk worden uitgemaakt en toch weêr beklaagd; maar in het slot keere die plechtige, besliste toon waarop de aanhef gestemd was, terug, als van eenen, die zijn recht om gericht te houden bewezen heeft, en dit gebruikt om in een met redenen omkleed vonnis, elke der drie orden en degenen, die in haar grootheid zoeken, onherroepelijk hunne plaats aan te wijzen, en dus de allerhoogste aan Hem, die geweest is nederig.

't Lijdt geen twijfel of Pascals taal zoo uitnemend voorgedragen als hier gebrekkig is aangewezen, moet op velen een machtigen indruk maken (72). Niet op allen, zelfs niet op allen, die overigens geenszins van letterkundigen smaak en ontwikkeling ontbloot zijn. Want het gaat hiermede gelijk met het waardeeren van eene fuga door menigeen, die een goed muzikaal gehoor en een of ander instrument in zijne macht heeft; men vindt haar vervelend; of gelijk met het zeventiende hoofdstuk uit het Evangelie van Johannes, dat zoo onuitsprekelijk schoon is, maar den nog niet zeer ontwikkelden bijbellezer wel eenigermate aan eentonigheid schijnt te lijden. Och of zij maar eerst leerden zeggen niet slechts „gedurig hetzelfde" maar ook: „zoo klinkt het voor mij" en in zich zelve de oorzaak zochten van een niet begrijpen der hoogste producten op ieder gebied, waarop de mensch rijk talent of groot genie openbaart! Want weet ge waarom zoovelen het genot derven van een stuk als dat van Pascal te bewonderen? Omdat zij niet genoeg geneigd tot en gewoon aan inspanning van den geest, gebrek hebben aan de onontbeerlijke gave van opmerken en onderscheiden, en alzoo de fijne schakeeringen in de uitgedrukte denkbeelden niet gevoelen; daarom schijnt hun het geheel eene chaotische massa; zij houden het punt van uitgang en het doel van den zich open-