PROGRAMMA VOOR HET JAAR 1895.

spoor te vinden. Ook in de aanwijzing van den invloed, dien de verschillende voorstellingen omtrent Gods vaderlijke betrekking tot menschen oefenen, ontbrak alle poging om deze met elkaar te vergelijken, terwijl het onderzoek van den bedoelden invloed zich alleen bepaalde tot de bijbelsche schriften zelve en, door geheel van latere tijden, ook van den onzen te zwijgen, alle actualiteit miste.

Nog werd geklaagd over de herhalingen in het le en 2e hoofdstuk van het Ie deel, en over de onbehagelijke aaneenschakeling van teksten, slechts door korte aanteekeningen afgewisseld, in het He deel; zoomede over de ergerlijke slordigheid van het schrift. Al liet men dan ook aan den ijver, door den auteur aangewend, en aan enkele niet onverdienstelijke gedeelten van zijn arbeid alle recht wedervaren, zoo kon er toch van bekroning dezer verhandeling geen sprake wezen.

De tweede, evenzeer Duitsche, verhandeling over dit onderwerp, onder de aan Matth. 23 : 9 ontleende zinspreuk, bleek in sommige opzichten op de beoordeelaren een aangenamen indruk gemaakt te hebben. De stof was met zorg geordend en het geheel met warmte geschreven. De schrijver gaf blijken van zelfstandig oordeel en van uitgebreide bijbelkennis. En hier en daar werden ware en treffende opmerkingen gemaakt, die aan dezen arbeid tot verdienste mochten worden toegerekend.

Hiertegen stond evenwel niet weinig over, dat in dit geschrift gemist werd en tot gewichtige bedenkingen grond gaf. Men betreurde het, dat de schrijver in het hart van het vraagstuk niet diep genoeg was ingedrongen. Eeeds aanstonds was hij van den juiste* weg afgeweken door het paradijsverhaal te kiezen als specimen voor geheel zijn verder onderzoek. De proeven, die hij in dat verhaal had gemeend te ontdekken van de vaderlijke wijze, waarop God met den mensch omgaat en hem behandelt, was wel op frissche, aantrekkelijke wijze geschetst, maar de idee van Gods vaderschap was door den schrijver hier willekeurig ingeschoven, en wat hij daarvan meende gevonden te hebben bleef ook beperkt tot de wijze, waarop God menschen verzorgt,