KRONIEK.

Maar de Rijks-Commissie, die den minister advizeert, en die overwegend roomsch is, grijpt elke gelegenheid aan, om in en aan onze kerken zoo veel mogelijk weêr te brengen, wat alleen past bij den roomschen eeredienst. Het kan wel zijn, dat dit een en ander er was en op zijn plaats was, toen die kerken roomsch waren, maar dat zijn zij nu niet meer, ook al verraden zij nog duidelijk genoeg haar roomsche afkomst.

Doch wat is nu de toestand? Indien kerkvoogden niet toestaan, dat, behalve noodige reparatie ook onnoodige restauratie plaats heeft, dan advizeert de commissie om geen subsidie te geven. Men stelt dus de kerkvoogden voor de keus: óf geen subsidie, of subsidie met de voorwaarde, dat weêr, zoo veel mogelijk, alles wordt zoo als het was, toen de kerk werd gebruikt door roomsch-katholieken.

En dat is het nu, waartegen wij opkomen. Waarom vraagt men van ons, dat wij aan den ingang van onze kerken weêr Maria-beelden, en in onze Kerken roomsche muurschilderingen, voorstellingen van 't vagevuur en dergelijken moeten gedoogen, op straffe van geen rijks-subsidie te verkrijgen?

Wil de Regeering deze „monumentale gebouwen", omdat zij merkwaardig zijn uit bouwkundig oogpunt herstellen in hun oorspronkelijken staat — dan zou zij ze moeten aankoopen, gelijk zij schilderijen van onze groote meesters aankoopt. Maar onze Kerken zijn niet te koop, en het is een groot onrecht, een roomsche aanmatiging, dat het Rijk zijn subsidie verkoopt tegen den prijs van dingen, die ergerlijk zijn voor het protestantsch gevoel. Onze Kerken zijn, naar onze overtuiging, in de 16de eeuw „gezuiverd". Gaarne brengen wij onze hulde aan een fraai altaarstuk, of aan een Maria-beeld in een museum van oudheden, gelijk wij dat ook doen met een beeld van Venus of Apollo. Maar onze Kerken zijn geen musea van oudheden, en boven haar ingangen is een beeld van „de moeder Gode'' niet op zijn plaats.

Wat wij dus willen is, dat de Heer de Stuers en zijn mederestaurateurs dat begrepen en billijkten. Heeren Kerkvoogden moeten liever de hun toevertrouwde kerken laten vervallen, dan gedoogen, dat men ze weder omhangt met den tooi van een