ALG. REGL. VOOR DE XED. ItERV. KERK?

ziening van 't Alg. Regl. moest gedaan worden. Deze Commissie gaf nog in dezelfde Synodale vergadering concept, wijzigingen, waarin Art. 36 van het voorgaande Concept onveranderd was gebleven 1).

Doch ook dit jongste Concept kon het welgevallen der Synode niet vinden. Zij droeg aan de Syn. Comm. op, om een Regl. voor het bestuur te ontwerpen. Dit ontworpen Regl. voor het bestuur werd door de Syn. Comm. in de Synodale vergadering van 1850 ter tafel gebracht, en uit dit Regl. blijkt, dat in onze Kerk van die dagen het woord „ontstentenis" volstrekt niet in de beteekenis van deësse gebezigd werd. Want in dit Concept-Regl. voor het bestuur luidde Art. 8: „Aan elk der leden van de besturen boven den kerkeraad2) wordt een secundus toegevoegd, die hem bij ontstentenis vervangt", énz, 3), en in hetzelfde Regl. luidde Art. 59: „Uit elk der genoemde ressorten zijn jaarlijks afgevaardigden ter Synodale vergadering; zij worden, benevens hunne secundi, die alleen optreden, wanneer het lid, waarvoor elk hunner respectivelijk benoemd is, belet wordt, zich naar de Synode te begeven, of aldaar te verblijven 2), benoemd door de besturen dier ressorten uit hun midden" 4) enz. Ontegenzeggelijk verstond dus de wetgever door „ontstentenis" in Art. 8, een belet worden (Art. 59), om ter vergadering te gaan.

Van dit spraakgebruik geef ik nog dit voorbeeld.

Aan de Syn. Comm. was in 1850 door de Synode opgedragen, om explicatie te geven van eenige Artt. in het gewijzigd Alg. Regl., om misvatting of tweeledige opvatting te voorkomen. Aan deze lastgeving voldoet de Syn. Comm. bij circulaire van 22 Nov. 1850 aan de

1) Syn. Hand. 1849 bl. 459. 8) Syn. Hand. 1850 bl. 54,6.

2) Ik cursiveer.

4) Syn. Hand. 1S50 bl. 563.