HEILIGE HERINNERINGEN.

gereed was, dan kwam de uitwerking. Wij deelden elkander meê, hoe ver wij waren, tot welk punt wij waren gevorderd. Waren wij gereed gekomen, dan moest alles worden overgeschreven, liefst op preekpapier, en eindelijk lag hij daar voor ons, een echte Ben-oni, een zoon onzer smarten. Laat mij echter er op wijzen mogen, dat uit hetgeen ik daar mededeel iets sprak, dat ik zou willen noemen een homiletisch geweten. Hoe wij daaraan gekomen zijn, weet ik niet goed. Men kan het kwalijk brengen tot de kategorie van aangeboren begrippen. De Hoogleeraar Vinke gaf een schetskollege. Ik heb daar zelf ook een schets ingeleverd, die meer behaagde aan mijn vrienden dan aan onzen hooggeleerden leermeester. Slechts een enkele reize bezocht ik dat kollege.

Wij hadden te Utrecht echter toen ter tijde gelegenheid, om voortreffelijk te hooren preeken. Nog menigmaal zie ik tot die studentenbanken op, vanwaar wij op den kansel nederzagen — en ook wel eens op de gemeente, althans op sommige harer leden.

Dikwijls hoorde ik Dr. F. G. van den Ham, ten wiens huize ik steeds hartelijk werd ontvangen. Hij was in zijn wijze van preeken een leerling van Prof. Vinke. Zijn schets 'was steeds zorgvuldig bewerkt, en zijn leerrede degelijk, ernstig en stichtelijk. Vaak echter was hij mij te dogmatisch. — Vriendelijk, beschaafd, boeiend voorgedragen waren de leerredenen van Ds. B. J. Adriani, thans nog te Amsterdam in het ambt. Hij was de eerste predikant te Utrecht, die er de toga droeg. Prof. ter Haar stond aan den indruk zijner leerredenen in den weg door zijn zangerige voordracht. Achtenswaardige en vrome leeraren als Merens (de oude) BösJcen e. a. boeiden ons niet. Ds. G. Barger trok wel studenten, zoo ook W. J. Jorissen, wiens krachtige, klankvolle stem ons imponeerde, maar wat mij betreft — ik hoorde bij voorkeur Prof.