NOVELLIST EN PREDIKER.

„Mijn moeder dacht dat ik de leeftijd had" met opwellende tranen als zij opzag naar het gelaat van den vrager.

„Nu vertel dan eens wat aan den kerkeraad van uw „wettischen toestand" hoe lang zijt gij op Sina'ï geweest ?"

„Ik weet niet wat u vraagt. Ik ben nooit het dorp uit geweest." En Jetje aan het schreien.

„Voorzitter," valt Burnbrae in, „ik geloof niet dat wij zoo vragen mogen; ik herinner mij zulke dingen niet in het Evangelie. Daar is één gebod, dat Jetje goed onderhoudt, dat weet iedereen en dat is het vijfde, want er is geen beter dochter in Drumtochty. Ik stel voor, voorzitter, dat zij toegelaten wordt en haar bewijs krijgt. Huil jij maar niet, vrouwtje, want je hebt het best gedaan en de kerkeraad is wel tevreden."

Lachlan nu, die eerst den jongen dominé bijzonder voorstond en liefhad als zijn eigen kind, neemt hem zijn optreden zeer kwalijk. Een preek over de heerlijkheid Gods in de natuur, die de jonge man in een moedelooze bui op eene wandeling, als van God zeiven had ontvangen en in éénen avond had geschreven, en die de gemeente zeer gesticht had, was door den strengen ouderling reeds veroordeeld als „eene verhandeling, zonder een handjevol gras voor uitgehongerde schapen" en des leeraars kritische mededeelingen beschouwt hij als eene bepaalde beleediging van Mozes; maar als diens eigen zuster dat niet ongestraft deed zoude John Carmichael er ook alles van merken.

Boos gingen de oude en de jonge man uit elkander. Maar de verstandige Margareth Howe, bij wie Carmichael zijn hart eens gaat uitstorten, brengt alles terecht. „Voor God ben ik er trotsch op, zegt zij, dat er twee mannen

1) Numeri 12.