JUAN-FERNANDEZ, HET ROBINSON-EILAND

DOOR

Prof. Dr. H. BLINK.

In een vroeger schetsje hebben wij iets verteld over het Paascheiland en zijn waarschijnlijk ongelukkig einde (Zie Vragen van den Dag, 1923, blz. 184). Thans willen wij een ander klein eilandje in de Stille Zuidzee beschouwen, meer zuidelijk en veel dichter bij de kust van Chili gelegen. Wij hebben het oog op „Juan Fernandez", meer bekend als het Robinson-eiland, omdat hier de geschiedenis geplaatst is van den held uit den wereldberoemden roman van Daniël Defoe: „Life and strange surprising adventures of Robinson Crusoe", die in 1719 te Londen verscheen, en zoo groote belangstelling vond, dat nog in hetzelfde jaar vier drukken er van volgden. Geen letterkundig werk waarschijnlijk, dat zoo algemeen bekend is geworden in alle talen en bij de volgende geslachten over de geheele aarde; het werd, onder den titel „Parels van den Oceaan", zelfs een lievelingsboek van de Arabieren. En onderden naam „Robinsonaden" verschenen er vele navolgingen in onderscheidene Europeesche talen, doch geene had zooveel succes als die van Campe: „Robinson der Jüngere" (Hamburg, 1799, twee deelen), een omwerking met paedagogisch doel en tusschengevoegde samenspraken over wetenschappelijke en moraliteitsonderwerpen. Dit laatste boek had in 1894 zijn llöden druk bereikt; het werd reeds vroeg in vele talen overgebracht, o. a. zelfs in het NieuwGrieksch en het Tsjechisch.

De kern van het oorspronkelijk verhaal is, gelijk bekend, dat van Robinson, een jongen met avontuurlijken aanleg, die bij een schipbreuk op een onbewoond eiland, Juan Fernandez, wordt gezet en die daar lang alleen vertoeft, als cultuurmensch met allerlei medegebrachte cultuurmiddelen leeft in een tropisch-weelderige natuur. Hier gelukt het hem handwerken, veeteelt en zelfs een godsdienst in te voeren, voornamelijk toen hij door aankomst van een anderen geredden schipbreukeling, een neger, door hem Vrijdag genoemd,