$4 Ï-evensberigt van mr. johan meerman.

dienftelijk gemaakt heeft. Na zoo lang reizens door vreemde landen, kwamen onze reizigers, over Brerren en Oldmburg, eindelijk in het laatfte van Herfstmaand des jaars 1800 met genoegen in hun Vaderland.

Eene zoo langdurige, wijduitgeftrekte, lastige en kostbare reize wordt door Hollanders zelden ondernomen, maar allerminst door Echtgenooten, die er gelijken lust en dezelfde ftandvastigheid van geest toe bezitten, en die ongezind zijn elkander ooit te verlaten.

lk neb er met opzet flechts in weinige woorden van geiproken, omdat de Heer meerman zelf in zes Doelen, in de jaren 1804—1806 in het licht gegeven heeft: Eemge Bengten omtrent het Noorden "en NoordOosten van Europa." Deze Bengten zijn zeer St öreid, vol van wetenswaardige kundigheden, die aan velen onbekend zijn, allernauwkeurigst, en, dat niet waardig° reisbefchrijvinSen te vinden is, allezins geloofOp de bovengemelde reizen door Europa, verzuimde cle Heer meerman nooit ééne gelegenheid tot het aankoopen van een aantal boeken, die hier minder voorhaltóen zijn, en de onderfcheidene landen en volken betreffen, welke hij bezocht had. Ook verzamelde hij hier en daar fommige zeldzaamheden van natuur en kunst, bijzonderlijk in Rusland eene menigte mineralen die op eene van zijne Buitenplaatfen, Stadwijk geheel ten , tusfchen Leyckn en Foorfchoten gelegen, gevoegd zijn by het fraaije kabinet van Kapellen, weleer bezeten door schuttrup , en reeds in het jaar i796 door hem aangekocht.

Niet lang na de Noordfche reizen, werd de Heer meerman, door koop, uit de Bibliotheek van den unecimcnen Hoogleeraar bondam, eigenaar van een noa onuitgegeven Handfchrift van onzen grooten Landgenoot Hum de groot. Spoedig befloot hij tot eene Nederduitlche vertaling, en tot de uitgave van dit aan weinigen bekend Werk, in beide talen, met bijvoeging zijner aanmerkingen. Het drukken daarvan werd openlijk aan den Boekverkooper aangeboden, die het meeste voor elk vel druks geven wilde ten voordeele van de Gereformeerde armen te Leyden. De hoogstbiedende was de Heer loosjes te Haarlem. In het jaar 1801 kwam reeds het eerfte Deel in het licht met dezen titel: hijg grotu Paralklón rerumpublicarum Jiber tertius, de

ma-