- 34 -
„Nabij Buiten". Hier verbouwde hij het huis tot een karakteristieke woning, die hij „Leyerhove" doopte. Hier kreeg Cuypers een schoone gelegenheid om een kleine wijk te scheppen, maar van een aantrekkelijke schoonheid, zooals toen in Amsterdam nog onbekend was.
In deze buurt, langs den ouden Overtoom, werd de Vondelstraat aangelegd, die met hare eigenaardige rij heerenhuizen tegenover de reeks afzonderlijke villa's een aanzienlijke buurt vormde, vooral toen eenige jaren later de zoo fijn gestyleerde „Vondelkerk", gewijd aan het H. Hart, het stadsbeeld kwam afsluiten. Van de reeks villa's is nagenoeg geen meer in den oorspronkelijken toestand over, bijna al de tusschenliggende gronden zijn volgebouwd, maar nog heeft de straat iets van haar voornaam intiem karakter behouden. De aanleg van het Vondelpark en de onthulling van het Standbeeld des dichters in October 1867 geschiedden ook onder invloed van Cuypers.
Reeds in 1862 had zich een Commissie van Amsterdamsche burgers gevormd met het doel de stichting van een kunstmuseum te verkrijgen. Een prijsvraag had weinig resultaat. Maar toen in de Tweede Kamer een besluit met deze strekking was genomen, werden drie architecten, Cuypers, Eberson en Vogel uitgenoodigd plannen te ontwerpen, waarvan, na eenige moeilijkheden, dat van Cuypers werd aangenomen en hij 12 Juli 1876 tot Architect der Rijksmuseumgebouwen werd benoemd. Na negen jaar, op 13 Juli 1885, werd 's bouwmeesters geniale schepping door den Minister Heemskerk plechtig geopend. Deze stichting bracht den aanleg van een geheel nieuwe stadswijk, onder invloed van Cuypers, mede, en de museumbuurt getuigt nog van de breede opvatting en het ruime inzicht van dezen bouwmeester. Zeer valt het te betreuren, dat nu door de nieuwe inwendige inrichting van het Rijksmuseum, de symboliek van den bouwmeester absoluut is geschonden.
Sedert het jaar 1864 was in de Amsterdamsche Kamer van Koophandel de noodzakelijkheid betoogd van een centraal spoorwegstation in de stad. Van regeeringswege werd daar-