Bijlage I.

Pistoletten ad. 39 stuivers (in 1491 ad. 11 stuivers) in 1644 = f. 4.15.

Reinoldsgulden hield 1 gld. 3 st curr. of 11 Va s'- brab. Rijnsche Keurvorsten guld. — 2 gld. 6 st curr. of 1 gld. 3 st. brab.

Robertusguldens (blz 182. Dl. X, Jbk. Limb.) enz. Rosenobels ad. 98 stuivers (cfr. één Rosenobel aan Mr. Jan

Roeloffs - Kroniek van Rijkenroy). Spaansche kronen : ad. 39 stuivers.

Tournois (cfr. eenen alden grooten Tornoyse 's konincx

monten van Franckrijk, fol. 31 v. h Register). Zweedsche daalders ad. 24 stuivers.

>) Half vier- (vuijr-) ijzers ad. 11 Va stuivers (cfr. blz. 29 of fol. 9 recto)

een vierijzer = drie blanken (witten) of 18 duiten. 2) Geldersche snaphanen, munt van vijf of zes stuivers. Hondekes ad. 18 stuivers (een postelaeth hondeken cfr.

Verwijs en Verdam - Middeln. W. B)

KLEINE PASMUNT.

Karremannetjes = oude halve stuivers = soort braspenning. Denarissen (Penninck) circa 10 denarissen, munt van 1 16

stuiver; koperen, zilveren en gouden denaris. Schild: (eenen alden schild cfr. fol. 95) Schotel bl. 271. Braspenning (zie Register blz. 30; In Holland 10 duiten;

In 1542 golden 16 Braspenningen — één Rijnsgulden). Cappuijne = geld in plaats van den cijns der capoenen,

De Vries en te Winkel. Ein dobbel Gelrische blieck (bleek).

Cölsche alb.(us) = Keulsche witten : 24 stuks I Rijnsgld.

(cfr. blz. 37 of fol. 13). I oort = gewoonlijk 1j4 van een stuiver. 3 alde grooten = 4 st. brab.

Einen vleems(ch) = 3 oort of I alb. brabants (zie blz 30; 2 Vleems = 2 alden grooten.

1) t. a. p. blz. 269.

2) Aldus volgens Schotel, die Breero's Griane als bewijsplaats aanhaalt; 16e en 17e eeuw.