3S3

j. van der roest ,

zelve dacht Recenfent wel eens:,zal die zin, bij al de höordefén en nu bij de lezeren dezer Leerredenen, er maar zoo gemakkelijk zijn doorgegaan of nu nog doorgaan. Dit was, bij voorbeeld ons geval, bij het lezen der vei klaringen over filip. II: ia en 13 en j joan. V: 6—8. Ten aanzien van de eerstgenoemde plaats weet men toch, dat het woord tavrw, hetwelk de onzen door uwes zelfs vertaald hebben, door velen den zin gegeven wordt van elkanders, zoo dat de meening van paulus zoude zijn: werkt met vreezen en beven aan de bevordering van elkanders zaligheid en waar geluk onderling. Op zich zeiven zekerlijk een zeer goede zin. Gelijk het ook waar is, dat het woord bwèSi meermalen op deze wijze moet overgezet worden. Aan den anderen kant is het evenwel niet minder zeker, dat het juist zoo, als de onzen het hier vertaald hebben, ook meermaals zij op te vatten: b. v. 1 Cor. VI: 19, en in het Tekst - Cap., waar het, in het 4 vs., duidelijk tegen tr&m wordt overgefteld. En dat het hier juist in dezen zin zij op te vatten, moet elk duidelijk worden , die het verband der rede, waarin hetzelve voorkomt, in aanmerking neemt, en waaruit v. d. r. zijne opvatting, regt gepast voor het verltand zijner hoorderen, had kunnen toelichten en ftaven» Had de Apostel, in het 4 vs., zijne Filippcren vermaand, om niet alleen hun eigen belang, maar ook dat van anderen te behartigen; en hen daartoe aangefpoord, door het voorbeeld van den Heere Christus zeiven, van vs. 5—ïï? men moest dit evenwel niet zoo opvatten, als of men omtrent zijn eigen belang werkeloos moest zijn. Neen: men moest dit vereenigen met de uitwerking van zijns zelfs zaligheid. En ook daartoe is aanfporing: want het is god, die in u werkt, enz. vs. ia en 13.

En, wat betreft 1 joan. V: 1—8 , het is waar, die plaats is met alle Godvruchtige befcheidenheid, met het beste doel, en, in navolging van den grooten calvijn , zonder er dat in te vinden, wat men er anders zoo vaak uit heeft zoeken te ftaven, behandeld; en, in zoo ver zeer gelukkig behandeld. Met dit alles zal derzelver verklaring voor den doordenkenden en onbevooroordeelden niet zeer voldoende zijn. Meer zullen dan de gedachten van den nu zaligen a, brink, in zijne ophelderingen over 1 joan. V: 6 en 7, in zijne fchoone ', -. Ver-