5S2 H- H. DONKER CURTIUS, LEERREDENEN.

bragt; en zoo wordt dit, anders in den voorganger goede, door de vaak kreupele volgers fchadelijk. &

Gaarne wilden wij voor onze Lezeren nog eene kleine proef uit deze Leerredenen affchrijven: maar wij weten naauweliiks wat uit den fchoonen en grooten voorraad te kiezen. Uit de zesde Leerrede dan maar het volgende: „ Het denken aan jezus bewaart voor „ veel kwaad. Geen gevaarlijker kwaad, dan de hoog„ moed en inbeelding op onze deugd en zedelijke „ goedheid. Deze verdooft allen lust en ijver, om te „ vorderen in Christelijke volmaaktheid, en dort ons „ in een onvermijdelijk bederf; daar zij ons ledig doet „ blijven van alles goeds. Voor dit kwaad bewaart » de gedachte aan jezus. Hem fteeds voor oogen „hebbende, zien wij het model der menfchelijke vol„ maaktheid, en, bij de bewondering van zijne ver„ hevenheid, doordringt ons tevens het verootmoedi„ gend gevoel van den oneindigen afftand, op welken

" ul-a Va-n Hei? veW>derd zijn. Tegen zijne rein„ heid zien wij onze menigvuldige onreinheid; tegen „zijne volmaakte liefde onze gedurige koelheid; tegen „ zijnen eerbied voor god onze oneerbiedigheid; tegen „ zijnen ijver voor de eer van ood onze ijverloos„ heid; tegen zijne belangftelling in aller geluk onze „ onverlchilhgbeid ;» tegen zijne werkzaamheid onze „ traagheid zoo ongunftig affteken , dat wij fteeds moe„ ten eindigen met het verootmoedigend gevoel van ons „ gebrek en van onze onwaardigheid, en met de bede: „ o God.' wees mij zondaar genadig!

Dat de Eerw. D. C. het bij deze twee Bundels Leerredenen niet Jate; en gods rijken en hem bemoedigenden zegen op zijnen arbeid ondervinde, is onze opregte wensch en bede. u^SiC