BER NICEENSCHE KERKVERGADERING. 415

«an uit liefde voor ariqs , den keizer te bewegen, om ARlus bij zich te ontbieden , met hem zeiven te fpie. fen, zich te overtuigen van zijn gezond geloof, en nern Vrijheid te fchenken van naar Alexandrie te mogen Wederkeeren.

Zij zochten hiertoe niet zelve den keizer aan, maar «eden dit door middel van eenen zekeren, der Ariaan'che party toegedanen, ouderling te Konftantinopel , waar toen de keizer zijn verblijf hield. En deze oudertng gebruikte daartoe weder constantia, de zuster constantijn den grooten, bij welke bij zeer ge^len was. Doch deze durfde daarvan in het eerst tegen JJaren broeder niet fpreken. Dan, zij werd ziek, en JJeval ftervende dien ouderling, als een zeer godsdien. '»'g en getrouw man, den keizer ernftig aan. Zoo kwam «ij dan zelf langzamerhand in gemeenfchap met den Keizer, en verzekerde hem, dat auius geenszins gejoelde, zoo als het gerucht hem na gif; dat hij, in j^s keizers tegenwoordigheid toegelaten zijnde, de betluiten of (tellingen der Synode zou tocftemmen, en het a'2oo blijken zou, dat hij zonder oorzaak befchuldigd ™erd. De keizer, zich hierover verwonderende, antwoordde: indien arius de befkiiten der Synode ondereekent, en met haar van hetzelfde gevoelen is., zal ik ^eiil gaarne in mijne tegenwoordigheid toelaten, en met ''ere weder naar Alcxandrië zenden. Daarop fchreef •Hi uit Konftantinopel aanftonds dezen brief: -

>> VlCTOll CONSTANTINUS MAXIMUS AUGUSTUS , aan

's arius. Al voor lang is uwer deftigheid te kennen n gegeven, dat gij u aan. ons paleis vervoegen zoudt. » om tot de 'tegenwoordigheid onzer Majefteit toegelaten s' te worden. Doch wij verwonderen ons zeer, dat gij ** hieromtrent in gebreke zijt gebleven. Maak derhalve " gebruik van den publieken wagen, en kom ten eerfie » tot ons paleis, opdat gij onze zachtmoedigheid en wel' " dadigheid ondervindt, en naar uw vaderland kunt p ^ederkeeren. God beware u, zeer geliefde broe* '» der ƒ"

Ingevolge dezen brief kwam arius niet lang daarna , Konftantinopel, gaf den keizer zijne geloofsbelijdenis over; overreedde hem van zijne zuiverheid en eerde naar Alexandrië terug in den jare 328 (*)

Doch

w Volgens mosheim Kerkt1, Qefch, D. II. Bladz. 143,

werd