,<jqc» r over de boomen

mijlen zonder eenig geboomte. Door het boschrijke Zevenbergen komt men in de naakte velden van Bes[arabic , van het land tucfehen den Dniester en den Dnieper, en van de fteppen, welke drie vierde gedeelten der Krim vervullen. Slechts het zuidelijkst vierendeel van dit fchiereiland verdient, bij eene befchou. wing van Europa's bosfchen en boomen, onze aandacht. De dalen, kloven en bergen, naast en boven .welke zich de begraasde Alpen verheffen, zijn er veelal bedekt met fchoone wouden, inzonderheid van zeepijnen aanzienlijke jeneverbezie-boomen, en van niet zelden verbazend zware eiken en beuken. Onder de menigte noteboomen in de zuidelijke dalen, levert een enkele niet zelden 100,000 vruchten, De olijf, de vijg, de granaat en de laurier groeijen bier in het wild, en er is een moerbezieboom, met dikke bladen, die besfen ter grootte van gewone pruimen levert. De overige boomvruchten zijn de gewone middel-Europefche.

Hoog verdient Griekenland, ook als welige voortbrengffer van noordelijke en van zuidelijke gewasfen tevens, die elkander in eenen treffenden rijkdom vergezellen en met de bevalliglte verfcheidenheid afwislèlen, nog heden geroemd te worden- De noordfche boomen van den Balkan zullen waarfchijnlijk, even als elders, meer of min trapswijze door andere vervangen worden, naar mate het gebergte zelf met eene meerdere of mindere fteilte naar het zuiden uitloopt; doch wij wenschten van Macedonië meer te kunnen zeggen, dan dat het boschrijk is, en van Thesfalie, dan dat men er katoen en tabaksvelden vindt, die befchaduwd worden door hooge en fchoone laurieren. Zoo wenschtén wij ook im Attika nog andere boomen, dan deszelfs fchier onvergelijkelijke olijven op te kunnen geven, die nog heden den rijkdom van dit land uitmaken. Bij den Peloponnefus daarentegen, en gedeeltelijk ook bij Epirus vloeit ons de ftof fchier te rijkelijk toe. Men moet zich grootendeels moerbezieboomen op de vlakten, wijnftokken op de voor de zon blootliggende, en olijf boomen op andere heuvels van Albanië verbeelden. Onafmetelijke vlakten met pijn- en lorkeboomen verheffen zich boven de eikewouden van den Tomarus. Geheele bosfchen van denne- en terpentijnboomen groeijen op de minst vruchtbare, en verbazend vele kastanjes, op andere bergen van Morea. Bij den geurigen oleander, die