I'4ö twijfelingen, ontstaan uit het ongelukk.ce val

Men ziet, in den Beneden- Elzas, digt.bij de keizerlijke Bad Kofenheim, op den top van eenen hoogen berg, de beroemde kapel van de H, ottilia; dezelve werd voorheen door heilige maagden bewoond, doch. afgebrand zijnde, vindt men thans maar eenige kleine huisjes aldaar, waarin eenige weinige kloosterlingen worden aangetroffen. Dit heiligdom, zeg ik, werd, op zekeren feestdag in de Oogstmaand van 1658, bezocht door eenen Ichoenlapper, eenen Franschman van afkomst, genoemd paulus berenklaw, en toen te Rojenheim wonende. Derwaarts gaande, ontmoette hem de Duivel in eene menfchelijke geftalte, en wel in dezelfde ligchamelijke gedaante, als waarin, voor weinige jaren , een zeker Lutersch predikant of leeïaar uit de nabiïürrchap, toen hij nog leefde, zich vertoonde. De duivel, zich bij den fchoenlapper voegende, liet niet na deszei ven geloof in God op de proef, te Hellen, totdat hij, hem eenig geld (hetwelk hij naderhand bevond potfcherven te zijn) gevende, zijn hart gemakkelijk overwon, en hij zelf een handfchrift, met zijn eigen bloed gefchreven, overgaf. Hij bewoog den ichoenlapper, om denzelven te vaster aan zich te verbinden, tot eene verfoeijclijke heiligfchennis, dat hij namelijk, onder zijne (des helfchen geestes) tegenwoordigheid en bijftand, den ' gewijdefi ouwel, te gelijk met eenen zeer kostbaren miskelk, uit de Sacrijlie zou Helen. Hij verviel, nadat hij dezen diefftal had gepleegd, in zulken zieleangst, dat hij, de gewijde deelen^ gelijk men dezelve noemt, op' gegeten hebbende, den kelk in eenen hollen boom verbórg. De gewijde dingen door den koster gezocht en niet gevonden wordende, en dewijl het zeker was, dat niemand, behalve die fchoenlapper, welke in vele opzigten verdacht was, dit heiligdom bezocht had, zoowerd hij ondervraagd; hij beleed zijne misdaad, en wees de plaats aan, waar hij den kelk had geborgen. De geestelijkheid bragt denzelven met zeer veel pracht Wcêr in zijn heiligdom. De overheid ftrafte den heilig, fchenner met den ftrop en den brandftapel, want dit

had hij verdiend. Niettegenftaande dit alles, kon

men, ik weet niet door welk ongelukkig toeval, niet beletten, dat een andere dief in datzelfde jaar, nadat er maar weinige maanden waren verloopen , even denzelfden kelk, met het heilige Sakrament* onder veertig

dee-