FRANS VOLMAR REIK HARD.

300

Ren, waarin, zonder echter een der tusfchenkomende kerkelijke feesten uit het oog te verliezen, de gefchiedenis van den oorfprong en eerfie oprigting van het Christendom, in een duidelijk overzigt den toehoorder voorgefteld werd; dit gef'cbiedde in het jaar 1809. Voor het vierde jaar (in 1810) koos bij grootendeels enkele korte verzen uit, waarin de gewigtigfle' waarheden en pligten uit de geloofs- en ztdeleer vervat waren, en wel naar eene, met den aard'der onderwerpen, overeenftemmende, volgorde. Daar hij iedere jaarïijkfche afdeeling vooruit bewerkte , zoo werd hem 'in 1811 opgedragen, over tekften uit het O. T. te preken, opdat alzoo met het jaar 1812 de nieuwe inrigting in het ganfche land, en in iedere gemeente kon ingevoerd worden. Deze inrigting, welke in dien omvang het eerst door hem is daargefteld, heeft reeds oneindig veel goeds gewerkt, en zal nog zegenrijker voor den Godsdienst worden. Offchoon zij den geest des tijds tegenwerkte, was zij echter voor denzelven eene noodzakelijke behoefte, en werd hierom met liefde aangenomen , en met werkzame deelneming bevorderd.

Zeer velen kregen omtrent reinhard ongunftige vermoedens , wanneer zij naauwkeuriger lettedcn op het zedelijk karakter van hen , die zijne bijzondere gunst en vriendfcfcap genoten. Mannen van eene algemeene befchaving, die eene uitllekende belezenheid in de oude klasfieke fchrijvers hadden, en zich in hunne gefchriften en gefprekken door fijne ironie, en uitmuntende ervarenheid in de redekunst, zijne opmerkzaamheid tot zich trokken, wonnen zijne gunst en vriendfchap, dewijl hem de onderlinge mededeeling van gedachten juist in dezen vorm eene behoefte geworden was. Om deze eigenfchappen was hij dan ook omtrent zoodanige perfonen toegevender ten opzigte van hunne zedelijke handelwijze , fchoon dikwerf voor velen dubbelzinnig, terwijl fommige van hen dikwijls luide genoeg van gebrek aan karakter befchuldigd werden, Daarenboven wisten deze me'nfchen zich op eene bijzondere wijze van zijne beftendige gunst te verzekeren. Had hij iets gefchreven en hun ter beoordeeling toegezonden, zoo behelsde hunne bijzondere beoordeelingen £ lof, met hier en daar tusfchen gevoegde algemeene ophelderingen van het behandelde onderwerp^ welke echter aan hetzelve meer ondergefeboven werden, en het laatfle V 3 acht*