iets over verdraagzaamh. en regtzinnigheïd. 343

oprigting, gij zegt, dat onze vaderen zich den afkeer van alle weidenkenden hebben waardig gemaakt; — zou er in geheel het boek. van schotsman wel eéne zinfnede te lezen zijn, welke van zulk eenen bitteren geest getuigt? — Gij wilt niet, dat men de gefchiedenis onderzoeke; maar is het dan beter, de asch der vaderen te ontrusten, om hen niet alleen van dwaashad\ maar van misdaad, van gewetensdwang, te befchuldigen? Waarlijk, deze is de regte weg niet, om onderlinge liefde en eensgezindheid aan te kweeken. — Het is, en voor twee honderd jaren, en voor twee dui« zend, waarheid, beproefde waarheid , geweest , dat men nimmer, door gewaagde befchuldPngen, maar wel, door een bedaard onpartijdig onderzoek, vrede en

vriendfchap dichten kan. Hetgeen, wat eenmaal

waarheid is, moet zulks altijd en overal zijn, of het is geene waarheid; uwe betrekkelijke waarheidsher|s veel erger, dan alle befpiegelende dwalingen; zij is eene leer, die alle zedelijkheid aanrandt, welke, indien de waarheid van tijden, plaatfen en omftandigheden af moet hangen, deugd en ondeugd, regt en onregt, even dikwijls zal doen veranderen, als tijdelijke overwegingen, plaatfelijke betrekkingen, of toevallige omftandigheden, eene verderfeliike heerfchappij op die allereerfte, onfchendbare en heilige grondbeginfelen zullen uitoefenen.

„Hetgene, wat toen waarheid was, ts nu geem •naarheid meer!" zoo fchrijft gij; welk eene ongerijmdheid! En, in welk eene tegenfpraak met u zeiven vervalt gij hierdoor; want, wanneer het dan toch toen waarheid geweest is, waarover men verfchild heeft, dan is de ijver dergenen, die, voor hetgeen, wat gij zegt dat toen waarheid was , toenmaals zoo hevig blaakte, volftrekt niet te laken; — wij wenschten de Jijst der waarheden van elke eeuw wel eens uit uwe hand te ontvangen; — wij wenschten wel van u te weten, of er ook een tijd zal komen, wanneer Gods heilig Woord, in uwe fchatting, geene waarheid meer zal zijn; en of gij dat woord welligt ook onder de betrekkelijke waarheden rangfchikt? Voorzeker, al

waren al de grieven, welke gij der Hervormde kerk aanwrijft, bewezen, dan nog zouden wij, met schots, wan, liever voor dezelve eene Eerezuil oprigten, dan dat wij, niet u, de eerfte, de onmisbare gronden, van