14

HET SPORTBLAD.

trekken herstellen za me weer altijd het gestoorde evenwicht van m'n gemoedstoestand.

Als ik er later bij zal hangen (m'n portret natuurlijk !) en mijn achterkleinzoon zal in die dagen na een wedstrijd loopsn ijsbeerer^dan geloof ik, dat. ik iets in m'n oogea hebben zal of ik hem naar den uilslag vraag . .

Dat >k een achterkleinzoon hebben zal ? H* ba, u weet het nog niet? Hdeft de Staatscourant het u dan niet verteld, zya mijne bulletins niet tot u doorgedrongen ?

Neen ?

Dan doe ik u hierdoor kond, dat mg Zondagmiddag een zoon geboren werd. Heb ik kans achterkleinzonen te krijgen of niet?

Ik ben op het oogenblik nog overweldigd van vreugde.

Nog hooren m'n ooren de klaroenen schallen van de tinnen mijns kasteels, nog zien m'n sterfelgke oogen het tooneel, dat zich beneden me in het dal ontrolde, toen van alle huizen de vlaggen werden uitgestoken in de zon, na den uitgeregenden morgen, tusschen twee wolkenmassa's door naar de aarde turend, als was ze nieuwsgierig, wat daar toch eigenlijk wel voorviel.

Ea nog zuigen m'n neus vliezen begeerig de aromatische geuren op van het machtige doopmaal, dat ik me subiet had laten gereed maken.

Het was een grootsch feest ter eere van dezen zoon, die de grootvader van mijn achterkleinkinderen wezen zal!

Bg al die vreugde o jtbrak echter de traditioneele druppel bUtere alsem niet

Heeft dit kind door zgn verschijning het mg niet onmogelijk gemaakt de Spartanen tegen hun militaire concurrenten te zien vechten? Heeft het mg niet beroofd van het genoegen u persoonlijk rapport te maken van dezea strijd, die zooveel doelpunten heeft opgeleverd, dat de D.F.C. spelers zich de haren uit het hoofd getrokken hebben, dat al hun werken in dien geweldigen titanenstrijd tegen Aj»x, wier schitterende verdediging met Swift aan het hoofd zich pp bgzonder hardnekkige wijze weerde, ten slotte nog niet voldoende bleek!

Ja, ik heb met opgeheven vinger gestaan bg den wieg van de jonggeborene en met iets verwijtende in m'n oogen heb ik gestaard naar die zee van sgde en satgn, waaronder de stamhouder van mgn geslacht verborgen lag . . . * *

Al ben ik er dan zelf niet geweest, ik kan u van den wedstrijd Sparta—Velocitas toch wel een en ander vertellen.

Drie van mijn beste pachters heb ik er op uit gestuurd om me op de hoogte te brengen.

De eerste had te rapporteeren over den algemeenen indruk van den wedstrijd en omgeving.

„Een slecht bemest veld", vond ik, „maar met oordeelkundige toepassing van echte guano is er nog wel wat van terecht te brengen. Verder moeten ze dat land niet zoo laten betrappen".

De man liet me beteuterd achter.

De tweede had ik opdracht gegeven speciaal te letten op de cadetten.

„Het ziet er met het vaderland niet te best uit", zuchtte hij, „moeten die de menschen schieten beren ?" \

Ook hij verdween* Het is een Zwijgzaam ras, waarover ik heersch. Ten slotte do. 3.

„Er was bij die Rood- en Witgestreepten", zoo rapporteerde bij „een vent, die den duivel ia zijn lijf had. Wat een sterke beeneu ! Zeven maal trapte hg den bal zó 3 hard in dat hokje met het net, dat ik dat leeren ding bijkans niet met m'n oogen volgen kon. En ik hoorde zeggen, dat hij er drie met zijn linkerpoot gemaakt had. Dan was er een vent, in het midden speelde bij meestal, Bok noemen ze 'm geloof ik, die had vast en zeker den bal aan 'n touwtje, want telkens kwam de bal na*r z'n schoenen toe".

„De Rooden en Witten hebben/' hier keek hij op een beduimeld papiertje, „gewonnen met 8—1."

Hij zweeg en zag me een beetje bedrempeld aan. niet wetende hoe ik die ongewone woordenrijkdom van hem wel opnemen zou . , . .

Toen stond ik langzaam op en stak hem plechtig mijn rechterhand toe; in elk van mijn oogen blonk een traan.

„Hoeveel bedraagt je pachtsom over dit jaar" ? vroeg ik met een schorre stem.

Hij noemde het bedrag.

„Ik scheld het je kwijt, ga in vrede".

Acht-e'an en een zoon .... 'k ben er rog kapot van ....

Jan van, Buiten.

Uit dé Hofstad.

Quick-H.B.S. 1—2.

Het was afgeloopen Zondag op Hanenbürg, den uitersten hoek van het Haagsche waaioord, een alles behalve aangenaam verblijf voor de weinige toeschouwers, die den storm getrotseerd hadden om den strijd tusschen de beide zusterverenigingen bg te wonen. Daarbij maakte de orkaan, die van doel tot doel stond, goed voetbal ten eene male onmogelijk.

Als scheidrechter Egmers laat beginnen verschijnt Quick met het volgende elftal:

Bpudier (d); Klicks en Lebbe (a); Hietink, Olga en Loos (m); Daniël, Voerman, Heira, Egken en J josten (v).

H.B.S. stelt daar tegenover:

Melliw (d); Bar en Boutmy (a); Van Thiel, Valkenburg en Synja (m); Roskott, van de Graaf, Denis, de Bruine en Bouman (v).

H.B.S. heeft eerst het voordeel van den storm, waardoor de strijd voornamelijk op de Qoick-helft wordt gevoerd. De blauw-witte verdediging met Olga, Klicks en Lebbe aan het hoofd, is echter bijzonder op dreef en geeft aan de met weinig overleg spelende zwarte voorhoede geen kans om gevaarlijk te worden.

Een enkele maal zien wij de Quick-voorhoede het terrein der tegenpartij verkennen, waarbij vooral het goede werk van Joosten opvalt, die verschillende keeren goed voorzet.

De achterhoede der kraaien heeft echter, geholpen door den wind, weinig moeite het spel te verplaatsen.

Nadat ongeveer een kwartier van den speeltijd is verstreken, brengt Joosten den bal snel op, Boutmy wordt gepasseerd en door handig