276

HET BEZOEK VAN H. M. j ATJEIl" EN ti ALKMAAR TE KIEL.

den is. Aan weerszijden van de zaal waren verhoogingen aangebracht^ op do eene waren de tafels aangericht voor den Keizer, de vorstelijke personen, hooge dignitarissen en admiraals en commandanten der verschillende eskaders, zoodat ook hier den kolonel v. Waning zijn plaats was aangewezen. Op de andere verhooging waren twee muziekkorpsen geplaatst, die elkander met zeer korte tusschenpoozen afwisselden. In het midden der zaal waren 20 tafels aangericht, _ elk voor 40 gasten. De aanblik dezer zaal was eenvoudig feerique, op alle tafels pronkten een overvloed van bloemen, de prachtigste rozen in alle soorten en kleuren, daartusschen prachtige pièees de milieu en candelabres, de geheele zaal was rijk en harmonisch versierd met vlaggen en groen. Het electrisch licht, dat aangebracht was boven een plafond van vlaggen, gaf aan het geheel een zoodanigen rijkdom van licht, dat ik, en met mij anderen, in den waan verkeerd hebben, dat het daglicht vrijen toegang had; eerst later toen wij aan het einde van het diner waren en dus overtuigd _ dat de avond lang ' gevallen moest zijn, ontdekten wij onze vergissing.

Het vinden van de plaats aan tafel was zeer gemakkelijk, omdat op de achterzijde van de invitatiekaart het plan van de zaal gedrukt was en daarop de nummers der tafels waren aangegeven, bovendien kreeg iedere gast een teekening van de tafel waaraan hij zitten moest met de namen van alle aanzittenden, zijn eigen naam met rood onderstreept. Dat het diner zelf en de wijnen goed waren behoef ik zeker niet te zeggen, maar wel wil ik er bijzonder op wijzen, dat de bediening uitstekend was en geen oogenblik haperde.

Het diner liep vlug van stapel; vóór het dessert, dat niet uitgebreid was, hield de Keizer eene toespraak. Door den grooten afstand heb ik hem niet kunnen verstaan, het geluid echter klonk helder en krachtig in deze groote ruimte. Onder het houdeu dezer speech stonden natuurlijk alle gasten op en gedurende dien tijd kon ik eenigszins een overzicht van de zaal nemen.

Voor iemand, die een gezicht van het geheel in vogelvlucht had kunnen nemen, moet het eenvoudig prachtig geweest zijn, al deze rijk versierde tafels omlijst door do meest schitterende uniformen, alleen de tafels, waaraan de leden van den Rijksdag zaten, moeten geschenen hebben als even zoo vele donkere wolkjes aan een vlekkeloozen hemel.

Bij het einde van het diner werd aan enkele tafels een blad gepresenteerd, waarop tal van c'tui's lagen. Met gouden letters stond daarop: „Nord-Ostsee-Canal 1895", de inhoud er van bestond uit een bronzen herinneringsmedaille van 6 c.M. middellijn. Aan de eene zijde daarvan zag men de borstbeelden der drie keizers, Wilhelm I, Friedrich en Wilhelm II; aan de andere zijde eene zinnebeeldige voorstelling van de ontmoeting van Noord- en Oostzee.

Later hoorde ik, dat op de andere tafels dezelfde medaille bü het couvert klaar gestaan had.

Na afloop van het diner werd buiten op het plein, vóór het