526

MARINEBEGROOTING VOOR HET DIENSTJAAR 1896.

overgegaan, dan nadat alle pogingen tot schikking in der minne waren mislukt. De debiteur heelt evenwel in rechten, door de vele exceptiën, incidenten en appèls — gelijk uit de omschrijving der uitgaven op bladz. 121 en 123 van den uitgewerkten en toelichtenden staat is af te leiden — er toe medegewerkt, dat de beëindiging der zaak eerst na 10 jaren is kunnen volgen. De uitslag der procedures is geweest, dat reeds f 6197.185 ten bate van 's Rijks schatkist werd verantwoord. Het resteerende bedrag der schuld wordt ingehouden op een tijdelijk traktement, dat de debiteur uit 's lands kas geniet. Alle maatregelen tot voorkoming van schade waren genomen en aan het beleidvol handelen van den landsadvokaat is het te danken, dat de vordering van den Staat is toegewezen.

Nopens de som van f12835, noodig geweest in 1894 tot aanvulling van art. 42 van de begrooting voor dat jaar, kan worden medegedeeld, dat bij de raming niet was gerekend op de zending van Hr. Ms. pantserdekschip «Koningin Wilhelmina der Nederlanden « door het Kanaal van Suez naar Indië. De loods- en kanaalgelden bedroegen ruim f6480. Bovendien moest voor het afsleepen van dit schip van de Harssens, buiten de haven van Nieuwediep f2000 worden betaald; voor sleeploon van de «Mosa», wegens het bevriezen van de voedingspompen f650; voor huur van een 2de sleepboot bij verschillende gelegenheden te Willemsoord f1151, terwijl ook overigens door het in dienst houden in den winter van de defensieschepen de uitgaven aan loodsgelden, enz., die uit dit artikel worden bestreden, hooger dan in vorige jaren waren gestegen. Op alle deze extra-uitgaven kon bij de raming moeielijk gerekend worden.

BIJLAGEN.

Bijlage E (stuk n°. 9). De achteruitgang in geldswaarde van den voorraad artikelen van scheepsbouw en uitrusting is eensdeels het gevolg van minder behoefte,aan aanvulling dan verbruikt werd, anderdeels het gevolg van daling van den magazijnsprijs van sommige artikelen.

De mindere behoefte aan aanvulling sproot voor een goed deel voort uit het verdringen van hout uit de samenstelling deischepen en uit het gemis van tuig en zeilen bij de nieuwere bodems.

Wat betreft de daling der magazijnsprijzen zij opgemerkt, dat deze jaarlijks worden herzien, in verband met de bij de aanschaffingen bestede prijzen, en dat de daling van den prijs van ijzer en staal en van andere artikelen een niet onbelangrijken achteruitgang van de berekende geldswaarden van den magazijnsvoorraad ten gevolge had.

Overigens kan de ondergeteekende de verzekering geven, dat de voorraad in algemeenen zin ruim voldoende is,

Bijlage F1 (stuk n°. 11). Het verschil tusschen den voorraad op 1 Januari 1894 en 1 Januari 1895 is, zooals reeds in het Voor-