( 120 )

DE HUT AAN DE GRENZEN, OF DE GRIJSKOP.

Toen ons voorheen het werk medegedeeld werd, hetwelk onder den titel van Vooringenomenheid en Fooroordeel, was in het licht gekomen, hebben wij, zonder vooringenomenheid met, of vooroordeel tegen inhoud of vorm, onze gedachte openhartig, ea , zoo als het ons voorkwam, tot welverdienden lof, daarover kennelijk gemaakt. Was ons oordeel gunstig , het was de uitspraak der innigste overtuiging. Onbekend met den schrijver, wiens naam en persoon ons ook heden nog niet geopenbaard zijn, dan door den titel van den Grijskop, kon althans geene persoonsaanneming den minsten invloed op onze beschouwing hebben. Het was ons intusschen hoogst aangenaam, dat aan het evengemelde werk, bij andere tijdschriften, wier hoofdzakelijke taak in het beoordeelen der dagelijks uitkomende werken bestaat, een onthaal te beurt gevallen is, hetwelk zeker niet minder voordeelig klinkt dan het onze. Sedert heeft men dikrhaals de vraag hooren doen: wie mag toch wel die grijskop zijn, die ons zoo zeer voor zich inneemt.? En deze vraag was niet onnatuurlijk : want die zonderlinge man, die daar zoo als van ter zijde invalt, speelt aldra in de bedrijven van die Noordhollanderen, bij wie hij, wat zijne afkomst betreft, eve^eer onbekend was, eene veelbeteekenende rol.