6

HE T 8 P O

luchten, vroolijken zonneschijn, bijna windstilte, en het rad der competitie stond stil door den wil van den competitieleider, hoewel de sneeuwlooze terreinen als tot spelen uitnoodigden.

Door den wil van dien leider is de competitie opgehouden en indien, wat zeer waarschijolijk is, nog eenige sneeuwweken den voetbal tot rust dwingen, zullen door dien wil de wedstrijden nog moeten voortgezet worden tot in de warme lentedagen, tot in den voor zomersport gereserveerden tijd.

Nu hier en daar in de sportbladen zachte stemmen opgaan tegen het uitstellen van wedstrijden op grond van vorst, wil ik mij bij die geluiden voegen in de hoop dat zij zullen aangroeien tot een koor dat gehoor vindt „an höchster Stelle".

Immers, vanwaar dit aflasten der competitiewedstrijden? Welke geldige reden pleit daarvoor?

Omdat het terrein onbespeelbaar is? Ik kan hierop niet bevestigend antwoorden. Is een terrein, gelijk het ideaal is, volkomen effen, dan zal hardheid weinig storen; is het ongelijk dan kan de mate daarvan locaal beoordeeld worden en wellicht in een enkel geval aanleiding geven tot onbespeelbaar verklaring; doch ook dit ontken ik, immers, de hardheid van het terrein doet alleen afbreuk aan de zuiverheid van het spel, en deze wordt veel sterker gehinderd door modderig en glibberig terrein, wanneer men geen tien pas kan doen zonder te vallen, wanneer juist den bal vrij voor het doel krijgende, de speler uitglijdt en een zeker doelpunt verloren gaat; die onzuiverheid is in veel sterker mate aanwezig, indien er een bries waait die een doeltrap, welke toch zeker gegeven is als belooning voor een fout der tegenpartij en dus bestemd is' om het spel te verplaatsen, weder bij de eigen achterhoede doet belanden; of als een gestadige motregen, gesteund door wind den spelers in 't gezicht slaat en het uitzicht belemmert. En in al die omstandigheden wordt Zondag aan Zondag gespeeld én niet dan bij hooge uitzondering wordt een terrein onbespeelbaar verklaard.

Bij bevroren grond is vallen te pijnlijk, moet te voorzichtig gespeeld worden." Is dit een argument? Zal het de qualiteit van ons voetbal afbreuk doen, indien al eens eenige malen per jaar de omstandigheden den spelers ervan doordrongen doen zijn dat iedere ruwheid uit den booze is. En hoe betrekkelijk weinig komt het nog voor, dat op niet-glad terrein, een speler komt te vallen, tenzij door ruwheid.

Doet de koude te veel afbreuk aan het spel of verbiedt zij het om gezondheidsredenen? Vooreerst is de koude in den middag zelden werkelijk hevig, maar tweedens zal zij eerder den spelers tot voordurend activiteit dwingen en dus een invloed ten goeden hebben; benadeeling van gezondheid verwacht ik eerder bij nat en mistig weder dan bij vorst en zonneschijn.

Neen, de ware reden ligt misschien in de Hollandsche opvatting dat alles wijken moet voor de schaats, maar hoe aangenaam en betrekkelijk zeldzaam het ijsvermaak ook moge zgo, ik meen dat een lichaam als de N.V.B. daarmede geene rekening mag houden.

Immers doet hij dat wel, dan staakt hij het

K T B L A D

voetbal ter wille van een andere sport en meestal nog wel ten koste van de zomersporten, in wier seizoen hij dan zijn eigen bedrijf gaat voortzetten ; bovendien door deze buiging voor de ijssport schept hij een gevaarlijk precedent. Eene dergelijke houding van den N.V.B. ware, mijns inziens, niet te rechtvaardigen. Willen de individuen liever schaatsenrijden dan voetballen, dat moeten zij weten, doch het lichaam, de Bond, kan geene rekening houden met de lusten der individueele spelers, anders was zijne organisatie machteloos.

Ik kom dus tot de slotsom dat in geval van vorst en ijsvermaak hierin voor den competitieleider geene reden mag liggen om de machine stop te zetten. Dit neemt niet weg dat bij consul of scheidsrechter de bevoegdheid mag berusten om een wedstrijd niet door te doen gaan, indien hun blijkt dat de locale omstandigheden, zeer strenge vorst bij snerpenden wind bij voorbeeld, voetbal beletten, doch ik meen dat eene algemeene voor het geheele land geldende last tot uitstel der wedstrijden ongemotiveerd en onjuist is.

Dit is volstrekt geen aanval op het persoonlijk beleid van dezen competitieleider, want ik houd bet voor een soort van gewoonte hier te lande om den voetbal op te offeren aan de schaats, maar juist die gewoonte niet tot de zijne te maken, meen ik dat de plicht is van den N.V.B. en dus ook van zijnen compatitieleider. En nog, indien de N.V.B. redenen mocht vinden, die gewoonte te volgen, dan zal toch zeker wel deze in alle opzichten zijn overige regelen afwijkende houding, sanctioneering dienen te vinden in zijn reglement, waar gezwegen wordt van ijsvacantie.

Neen, laat op zonnigen winterdag de voetbal even vroolijk rollen als onder de Maartsehe hagelbuien en November-regenvlagen, de Hanenburgsche rukwinden of door de Hollandsche moddervelden, en laten de spebrs hun schoeisel inrichten op de harde terreinen, zoodat zij niet het onaangenaam gevoel hebben alsof ze op latjes loopen.

v. DEINSE.

Middelburg, 11 Jan. 1908.

Enschedésche Brieven. III.

Pas op, geachte redactie, ge krijgt weer een concurrent. Weer komt een nieuw blaadje de nu reeds onafzienbare rij van sportbladen verrijken. De bakermat is Enschedé. Onder den titel „Twentsch Sportnieuws" is Woensdag het proefnummer verschenen. De wordingsgeschiedenis moge hier in 't kort volgen. De persen propagandacommissie van den Twentschen Voetbalbond deed anderhalve maand geleden een voorstel aan 't bestuur om een eigen orgaan in 't leven te roepen. Dit voorstel werd zeer gunstig ontvangen en het bestuur gaf te kennen, de kosten voor een proefnummer te willen dragen. De P.P C. benoemde hierna de volgende voorloopige commissie voor redactie en administratie : B. H. Vos, H. A. Zwijnenberg, W. Walvis, J. B. van der Heide en J. Seckei Jr. Deze begon onmiddellijk hare werkzaamheden, en het resultaat bleef niet uit. Het proefnummer bevat: officieele berichten, adresverande-