• 828 -

bij den gewonen burgerman nog van dat beleg verhaald.— De Franschen hebben ook in dien zin uitdrukkingen aan hunne geschiedenis ontleend: du temps du roi Guülemot, du roi Dagobert.

1842. Oetten tiid van Mathusalem. Uit zeer oude tijden.— De Walen zeggen er voor: de timps de vi bon Dieu, uit den tijd van den ouden goeden God.

2843. Br heet zenen tiid gehad.

Van iemand die in handelszaken of maatschappelijken stand het niet zoo goed meer beeft als vroeger, of die, wegens riekte of ouderdom,van vermaken, waarin hij vroeger lust schepte, moet afzien.

2844. Dao zal wel enen anderen tiid kommea. Uitdrukking van hoop of verbetering van toestand, of van

angst voor achteruitgang of verlies; ook gebezigd als men op iemands invloed, stand of voordeelen jaloersch is en men hoopt die te kunnen o ndermijnen of zien te niet gaan.

^J>^fe?3£ik>*>

Twee fragmenten van een opschrift

te St-Odilïèn-berg.

« Over twee fragmenten van een romeinsch opschrift. » Zoo luidt de titel van een verslag van den Eerw.Heer Habets aan de koninklijk akademie van wetenschappen. Waarlijk ingenieus is de wijze waarop onze Rijks-archivaris uit de fragmenten

R O I N I A B V A N Y A PRIMUS V A R I N I

het opschrift completeert tot: Matronis ..roin... iabus Ner- ' vianus Januarius Primus Januarini v. s. 1. m. Misschien maakt een ander een kop en staart aan roin en wordt dit Ruroiniabus.

Wij hebben de gemelde fragmenten gezien en dachten er aan, dezelve tot één opschrift te verbinden; wij stonden echter stil voor de opmerking dat de kleur en de fijnheid van den steen in beide fragmenten verschilden. Gaarne echter willen wij toestemmen dat beide frag. op één en hetzelfde monument gefigureerd hebben, dat wij ons van eenigen omvangvoorstellen.Zou bij voorbeeldde ter plaatse opgerichte kapel, ter cere van de heilige maagd Maria, niet zijn gebouwd geweest op de bouwvallen van een fanum of tempeltje ter eere van de Roergodinnen? Wellicht zijn de kolomkapiteeltjes die de ijverige restaurateur van de kerk van St. Odiliënberg uit den grond opdolf, afkomstig van dat fanum. Het zoude de moeite loonen die kapiteeltjes te doen onderzoeken, om te constateeren of ze van romeinschen of van middeleeuwschen oorsprong zijn;of ze dus tot het vermoede fanum of tot de latere kerk behooren.

Wij kunnen niet nalaten den wensch uittespreken, dat al de fragmenten van versieringen die te St-Odiliënbeig gevonden worden, daar ter plaatse in een klein museum vereenigd werden en dat het der Hooge Regering behagen mocht onbaatzuchtig de restauratie der schoone rornaansche baziliek van St-Odiliënberg door een mild subsidie te gemoed te komen.

Roosteren, 26 Dec. A. W.

Studenten tussehen malkander handtdaedich geweest hebbende.

Wij lezen in de Raadsbesluiten der stad Maastricht, van den 22 Februari lb77 het volgende:

«Alsoo den achtb. raedt deser stadt van goeder handt hericht wordt dat de studenten van de philosophie bij de Eerw. P. P. Predikheeren frequenteerende, donderdach lestleden met de studenten van de Eerw. P.P. der sociëteit Jesu, handtdadich geweest teghens malkanderen op St-Peters bergh ende op den dadi van ghisteren de voors. plaetsche tussehen mallecanderen wederom ten eynde voors. hadden bestempt, als wanneer eenighe der voors. philosophen, met pistollen gewaepent, syn gecompareert, waer uyt groote inconvenienten syn te verwachten, ten waere dat de selve met bequaeme remedien wierden voorcomen; soo ist dat naer deliberatie is verdraeghen ende geresolveerd de welgemelte P. P. Predikheeren, de naemen van de voors. studenten der philosophie aftevraegen ende alsdan de ouders daervan deur eenen stadtboode te laeten verwettigen dat sy hunne kinderen hebben te corrigeren, ende van sulcke petulantie teenemaele te onthouden, op pene dat andersins de voors. kinderen, nae vereysch van saecken, deur de hh officier des man des ban sullen worden gestraft».

Ambachtsgilden te Maastricht.

Proefstukken.

De Haam- en zadelmakers behoorden onder het Kramersambaeht. Het proefstuk voor deze handwerkers werd door den raad vastgesteld bij de volgende ordonnantie zich bevindende in de registers der raadsverdragen in het stedelijk archief alhier:

»Op maandach den XXVI July 1615 waerdt verdratghen in den gemeijnen raedt, dat de leerknechten in het lith van den hameckers onder 't goet ambacht van den cremers binnen dese stadt, aldaar meesters te worden, sullen sculdich sijn voer ende i;i plaetse van proefstuk te maecken ende te volmaecken, den haem, sadel, hulp ende vorts allen het getuyeh ende gereetschap gehoerende tot een perdt te stellen in de karre. welck getuyeh al te saemen sal den knecht sulx gemaect hebbende, moeghen tot synen proffyte naar hem slaen, mits daer voer kennende tvoers.leth ende ambacht met eenen goltgulden,te betaelen met achtenveertigh stuivers, ten waer dat hij vreembt ende egheen borgher en waer, in welcken gevalle sal hij betaelen twee dergelijken goutgulden. Ordonnerende de ambachts-leden van den hameckers ende alle anderen, sulx aengaende, hen daernaer te reguleren.

H. P. H. E.

Overblijfsel van eene anti-deluviaansch dier.

De Heer Collette zegt in zijne collectanea berustende in 't Rijksarchief te Maastricht, Deel VII p. 14.

Iti de kereke van O. L. Vrouwe alhier, ofte om wel te seggen in de plaetse over 't cappittel huys, hanght een schouwer blat van eenen Reus, welck in de kereke ende kelder onder het clockhuys is gevonden geweest, het selve sal wel omtrent een elle breet en hoogh sijn.

H.P. H. E.

M»»«tri£ht. Druk. Leiter-Nypels.