- 59

16 Arnoldus van Heynsberch; hij maakte zijn

testament 18 December 1675. Jttne. 1223. Johannes, plebanus te Linne en deken van het kapittel te Susteren, staat vermeld bij de getuigen der schenking van een bosch nabij St. Odiliënberg aan het klooster der Norbertijnen te Heinsberg (1) door Hendrik, heer van Kessenich en Argenteau. 1764. H. F. van Ulff. 1790. A. A. van Baerll. Rottum. 1457 Juli 1. Alardus de Cruysdonck, officiaal der dekenaten Cuvck en Kessel.

der dekenaten Cuyck en Kessel.

Qasbracht. Patrones de H. Gertrudis.

1660. Christophorus Hilsen. 1779. P. A. Mullers. 1790 H. A. Clermonts.

hasbrpp. 1784—1790. P. A. van Vechgelt.

haasniet. 1412—25. Petrus van der Maesen. Zijn zegel stelt voor: drie naar rechts gewende klimmende leeuwen 2—1 ; randschrift Sigillum Petri de Mosa; hij testeerde 7 Juli 1425; bij acte van 19 October 1418 bevestigde hij al de schenkingen vroeger door hem gedaan aan het klooster Maria-Weide te Venlo. 1783. F. B. Haex.

Agrafen. 1428. Medardus van der Bysen. 1617. Jacob Ingber.

1668—1674. Christiaan Haesen, zoon van Nicoiaus. 1678. Servatius Lamberts. 1725. H. Jessen. Wechelen. 1653. Henricus Schuelen, pastoor te Wahl-

willer en Mechelen. 1714. J. A. Duyckers, pastoor te Mechelen, Wahl-

en Nyswiller. 1749. Henricus Morreaux, pastoor te Wahlwiller

en Mechelen. 1755, 1760. Christianus Hauttermans. 1777. J. A. Duckers, pastoor te Wahlwiller en

Mechelen.

1785. Egidius Donia, pastoor te Wahlwiller, Meehelp len en Nyswiller. Meerssen. 1230. Fredericus.

1601 Martten, deken van het land van Val¬

kenburg.

*637, 1638. Willem Vollers (Vollerus).

(Wordt vervolgd.)

(Wouters), Notice historique sur l'ancien comté de Hornes.

Bijdragen tot de geschiedenis van Broeckhuysen.

Medegedeeld door M. J. Janssen, pastoor te Meerloo.

De oude grondheeren der heerlijkheid Broeckhuysen ontleenden hun naam aan deze plaats en voerden als wapen : een doorsneden schild, boven van zilver beladen met negen zwarte hermelijnstaartjes 5—4; beneden van sinopel. Helmteeken eene vlucht volgens het schild en dekkleederen afwisselend zilver en zwart.

De heerlijkheid wordt achtereenvolgens door de navermelde geslachten bezeten : van Broeckhuysen ; van

Zuylen van Nyevelt; van Rossum; van Malsen ; van

Wittenhorst; Huyn van Geleen; van Pallant; van Plettenbers; van Wendt zu Wiedenbriick, Streit zu

Immendingen en van Arnstedt, welke laatste familie de

heerlijkheid van Broeckhuysen ten jare 1744 aan Z. M. den koning van Pruisen verkocht.

Ter verduidelijking geven we hier eene synoptische lijst der heeren van Broeckhuysen :

Reinier van Broeckhuysen, zoon van Gerard van Broeckhuysen en Waardenberg en van Walrave van Brederode, komt voor in 1460 en stierf in 1493; hij huwde Irmgard van Groesbeek, dochter van Jan en van Helwich van Redinchaven.

Ridder Reiner en zijne echtgenoote Irmgard stichtten in 1473 op een O. L. Vr. altaar dat nog moest vervaardigd worden, in de kapel tot Broeckhuysen, behoorende onder de parochie Vorst, drie missen per week: des Dinsdags, Woensdags en Zaterdags. Zij stellen hiervoor eene jaarrente van 15 malder rogge.

Hunne dochter Walrave van Broeckhuysen huwde met Steven van Zuylen van Nyeveld (1) en overleed in 1506^

O da van Zuylen van Nyeveld erfdochter, overleden omstreeks 1547; gehuwd in 1520 met Johan van Rossum (2) en Meinerswyck.

Deze was een oudere broeder van den befaamden krijgsoverste Maarten van Rossum heer van Poederoyen.

Sibilla van Rossum, erfdochter huwde in 1573 Guido van Malsem (3), lid der Staten 1592, overleden te Kessenich in Maart 1618.

(1) Nyeveld is een kasteel bij Utrecht, toebehoorende aan de van Zuylens wier wapenschild bestond uit drie keelen zuilen op zilveren veld.

(2) van Rossum voerde drie roode vogels of papegaaien 2—1 op zilver.

(3) van Malsen had tot wapen een rechterschuinbalk van zilver op een veld van keel.