618

marinebegrooting voor het dienstjaar 1913.

op de vloot nooit kan worden geduld een bevel van een Michels of Verstegen, dan zal de Minister de mannen krijgen, die hij voor de vloot noodig heeft.

De heer Hugenholtz heeft gezegd: het is een groot woord van den Minister, dat hij van de vloot gaat verwijderen degenen die er niet behooren. Ik geloof, dat de Minister dat terdege zal hebben overwogen en dat hij de man is, die met voorzichtigheid doch ook met kracht handelen zal.

Dit is noodig. Bij de algemeene beschouwingen heb ik gesproken over het gezag, dat zich tracht te plaatsen naast het gezag van hem, die het commando op de vloot heeft. De heer Hugenholtz heeft mij zooeven daarop nog aangevallen.

Ik wijs af de beschuldiging, alsof ik minder juist zou hebben geciteerd. Hij heeft voorgelezen wat ik gezegd heb. "Welnu, dat klopt volkomen met de „Handelingen" van 16 Dec. 1904, bladz. 743 en 746. Alleen heb ik er bij gezegd, dat de bond bezig is om van zijn leden te maken „bewuste arbeiders." Nu zegt de geachte afgevaardigde: ja, dat is een ontbrekende schakel. Ik zie inderdaad niet in, welk verschil er is tusschen het maken van de arbeiders tot bewuste arbeiders en wat dooiden geachten afgevaardigde gezegd is op bladz. 746 der „Handelingen" 1904/1905:

„Wij willen verbetering in den toestand der arbeiders, in de eerste plaats om hen zelf, en ten tweede om hen weerbaar te maken in den strijd dien ze hebben te voeren tot ontvoogding hunner klasse."

Bij de algemeene beraadslaging over hoofdstuk I is dooiden Minister van Binnenlandsche Zaken met de stukken aangetoond, dat men ook op de vloot voert den klassenstrijd. Nu kan wel aangehaald worden een artikel van den heer Michels of Verstegen, die daarin zeggen: neen, wij houden een zeer strenge scheiding tusschen lotsverbetering en sociaal-democratie, men kan dat in een artikel schrijven, in de practijk is het volkomen hetzelfde.

Ik zou wel eens willen weten — mij ontgaat het onderscheid -, wanneer ik lees het refrein van het bondslied van den bond voor minder marinepersoneel:

„Janmaats voelt het en verstaat: Eén is 't juk, dat w' allen dragen,

Eén de strijd, dien heeft te wagen 't Gansche proletariaat!

Eén is aller ideaal, [bis) Eén de weg ter zegepraal! (bis)

het ontgaat mij inderdaad wat dan het verschil is tusschen de propaganda die gevoerd wordt onder de arbeiders in het algemeen en die gevoerd wordt onder de arbeiders op de vloot. Alleen zal men bij de propaganda onder de laatsten misschien wat voorzichtiger zijn, uit tactisch oogpunt, om zich niet te branden, om geen slachtoffers te maken.