666

MARINEBEGROOTING VOOR HET DIENSTJAAR 1913.

meende te mogen aanvoeren, was in de verste verte geen bewijs, want wat daarvoor moest dienen was dit, dat een aantal bondsleden indertijd waren aangezocht tot het ontvangen van het Pransche eskader en dat zij zich toen hebben geëxcuseerd omdat de bond besloten had niet mede te doen en zij anders last zouden krijgen. Dit is dan het bewijs van de pressie. Nu zou ik het van' die bondsleden ruiterlijker hebben gevonden, als zij niet getracht hadden zich te verschuilen achter het bondsbeslmt en gezegd hadden: het is geen verplichte dienst, dus weiger ik aan die opdracht gehoor te geven. Maar was niet gebleken, dat deze schepelingen gaarne aan de ontvangst van het Pransche eskader zouden hebben deelgenomen, en al ware dit zoo, dan toch is het de meest natuurlijke zaak ter wereld, dat, wanneer buiten den verplichten dienst, een dergelijk besluit door de organisatie wordt genomen, de leden van de organisatie dat besluit gehoorzamen. Dit gaat in elke organisatie zoo, dat behoort in elke organisatie althans zoo te zijn en de Minister, die zoo gaarne de discipline van den Bond van minder marinepersoneel over zou willen nemen op zijn vloot, moet zeker geen bezwaar hebben tegen deze discipline. Dit is de meest natuurlijke zaak ter wereld.

Het tweede bewijs zou te vinden zijn in het adres van den orthodox-protestanten schepeling, die geen lid van den bond was en die het om die twee redenen niet uit kon houden op de vloot.

Dat die orthodox-protestantsche schepeling, die dit middel misschien bedacht heeft om uit den dienst te komen, het natuurlijk eenzaam had onder al die andersdenkenden, dat kan ik mij levendig voorstellen. Ik kan mij voorstellen, dat de eenige sociaal-democraat te Staphorst het erg eenzaam zal hebben tusschen al zijn gereformeerde medemenschen; maar wat te bewijzen was, dat was dat deze orthodoxe protestant overlast had van zijn medeschepelingen ten gevolge van het feit, dat hij was een geloovig. Christen en ten gevolge van het feit, dat hij geen lid van den bond was.

Dit bewijs is niet geleverd en ik geloof ook, dat de Minister groote moeite zou hebben om het te leveren, want ik meen de matrozen eenigszins te kennen als royale kerels, mannen die zeer zeker voor het grootste gedeelte, wat men noemt ongeloovig zijn, maar die verre van bekrompen zijn, want hun bond heeft een predikant uitgenoodigd om op te treden met een lezing over het Godsgeloof, een lezing die druk bezocht was, en waarvan een uitvoerig verslag heeft gestaan in „Het Anker" en die geëindigd is met een warm applaus voor den spreker. Daar blijkt uit, dat deze mannen werkelijk niet bekrompen zijn tegenover de zienswijze van andersdenkenden.

Nog sterker. In den Helder kwam aan het bondsbestuur eenmaal ter oore, dat in het Christelijk Militair Tehuis een klacht was geuit tegen den vader van dat huis, door een jongen man, die zeide, dat hij op de vloot moeilijkheden had ouder-